Uitspraak
Gezagsuitoefening en alimentatie
Beschikking op het op 2 maart 2020 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de moeder, ingekomen op
- het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van vader, ingekomen op 14 juli 2020;
- het bericht van 12 augustus 2020 van de vader;
- het bericht van 13 augustus 2020 van de moeder;
- het bericht van 9 april 2021 van de vader;
- het bericht van 17 juni 2021 met bijlagen van de vader;
- het bericht en gewijzigd aanvullend verzoekschrift van 18 juni 2021 met bijlagen van de moeder;
- het bericht van 22 juni 2021 met bijlagen van de moeder;
- het bericht van 28 juni 2021 met bijlagen van de moeder.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- namens de Raad voor de Kinderbescherming [medewerker RvdK] .
Feiten
- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum huwelijk] 2011 tot
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 2] .
- Bij beschikking van [beschikkingsdatum] 2019 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
- In het op 26 oktober 2019 ondertekende echtscheidingsconvenant hebben partijen in artikel 2 de volgende afspraken gemaakt over de door de man te betalen partneralimentatie:
- “
€ 398,00 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.”.
- In het op 29 oktober 2019 ondertekende ouderschapsplan hebben de ouders – voor zover hier van belang – de volgende afspraken gemaakt over de kinderen:
- Artikel 2: de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder en zullen op haar adres in de bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven staan. Aan de moeder komt daarom het recht toe om de kinderbijslag en het kindgebonden budget te innen.
- Artikel 3: de kinderen zijn op de doordeweekse dagen bij de moeder en ieder weekend van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 20.00 uur bij de vader. Op maandagochtend komt de vader naar de woning van de moeder om de kinderen te helpen bij het aankleden en het ontbijt en daarna de kinderen naar school te begeleiden. Verder zijn de ouders een verdeling van de feestdagen en vakanties overeengekomen.
- Artikel 6:
Verzoek en verweer
- te bepalen dat de kinderen met ingang van 15 mei 2020 eens per twee weken in de even weken het weekend van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader zijn, waarbij de moeder in overleg met de vader over de juiste tijdstippen, de kinderen op vrijdag van school haalt en naar het treinperron in [gemeente 2] brengt en op zondag de kinderen van het perron in [gemeente 2] haalt;
- te bepalen dat de kinderen in de zomervakantie minimaal 9 dagen tot maximaal 14 dagen achtereen bij de vader doorbrengen, met dien verstande dat de weekendregeling in de zomervakantie voortgezet wordt;
- het onder VI in het zelfstandige verzoekschrift van de moeder, met dien verstande dat de kinderen betrokken worden bij en een stem hebben in desbetreffende besluiten;
Partneralimentatie:
Kinderalimentatie:
- primairte bepalen dat over de periode van [beschikkingsdatum] 2019 tot 28 april 2020 de vader geen kinderalimentatie verschuldigd is aan de moeder;
subsidiair(indien de vader over de genoemde periode kinderalimentatie aan de moeder verschuldigd is): te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben gehad zodat de van overheidswege verstrekte vergoedingen ten behoeve van de kinderen toekomen aan de vader; - te bepalen dat de vader voor de kinderen een bedrag van € 240,- per maand per kind zal voldoen (€ 283 minus 15% zorgkorting);
- althans een zodanige gewijzigde zorgregeling, kinder- en partneralimentatie en ingangsdatum te bepalen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
- te bepalen dat kinderen bij de vader zijn: eens per vier weken een zondag in hun eigen regio van 9.00 uur tot 17.00 uur met ingang van de beschikkingsdatum;
- te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] bij de vader is: telkens twee weken na de hiervoor verzochte zondag, eens per vier weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader haalt van school en op zondag terugbrengt bij de moeder;
- te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] in de zomervakantie minimaal 9 dagen tot maximaal 14 dagen achtereen bij de vader is;
- te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] op feestdagen, haar verjaardag, verjaardagen ouders en Sinterklaas bij de ouder blijft die haar volgens de vakantieregeling heeft, dan wel bij wie ze volgens de reguliere regeling verblijft;
- te bepalen dat de vakantieregeling onder 3.1 van het ouderschapsplan van 26 oktober 2019 voor [voornaam minderjarige 2] komt te vervallen;
- primair: te bepalen dat de vader met ingang van [datum echtscheiding] 2021 aan de moeder een bedrag aan kinderalimentatie moet betalen van € 337,- per maand per kind;
te bepalen dat de vader met ingang van [datum echtscheiding] 2021 aan de moeder een bedrag aan partneralimentatie moet betalen van € 111,- per maand;
- te bepalen dat de man met ingang van de eerstvolgende maand na de geboorte van zijn levend geboren derde kind, in plaats van het hiervoor bepaalde, maandelijks bij vooruitbetaling aan de vrouw voldoet een kinderalimentatie van € 241,- per kind per maand en een partneralimentatie van € 156,- per maand;
- althans een zodanige gewijzigde zorgregeling, kinder- en partneralimentatie en ingangsdatum te bepalen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Beoordeling
niet aanhoudenin afwachting van dit traject en op alle verzoeken van de ouders een eindbeslissing geven. Het is aan de ouders om in onderling overleg en gedurende het traject het vertrouwen in elkaar terug te krijgen, de communicatie op ouderniveau te brengen en te verbeteren en toe te werken naar een meer uitgebreide regeling tussen de vader en de kinderen. Gestreefd moet worden naar een regeling tussen de vader en de kinderen, waarbij in ieder geval een overnachting zal gaan plaatsvinden.
De rechter zal, indien met de aldus berekende draagkracht niet (geheel) in de behoefte van het kind of de kinderen kan worden voorzien en er aanwijzingen zijn dat de werkelijke woonlasten van de betrokken ouder duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van het forfait, steeds dienen na te gaan of de draagkracht van die ouder, berekend met inachtneming van de werkelijke woonlasten, zou leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage.”.Nu sprake is van een duurzame situatie aan de zijde van de vader waarbij zijn werkelijke woonlasten aanzienlijk lager zijn dan zijn forfaitaire woonlast (afgerond € 842,- per maand, te weten 30% van het NBI) en de moeder geen draagkracht heeft, zal de rechtbank rekening houden met een huurlast van € 441,- per maand.
(€ 1.088) vermenigvuldigd met de draagkracht van de man (€ 844).
Beslissing
€ 111,- bruto per maand, voortaan telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;