ECLI:NL:RBDHA:2021:8990
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening inzake eigen bijdrage opvang asielzoekers
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarin werd bepaald dat hij een eigen bijdrage van € 5.803,33 moest betalen voor zijn opvang. Na het indienen van het beroep verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Echter, op 29 juli 2021 heeft het COA meegedeeld dat zij niet overgingen tot invordering van de eigen bijdrage zolang de rechtbank nog niet had beslist op het beroep. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het COA in de proceskosten.
De voorzieningenrechter overwoog dat, wanneer een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat aan de verzoeker is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van de verzoeker gegrond was en dat een zitting niet nodig was. De proceskosten werden vastgesteld op € 748,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en de voorzieningenrechter heeft het COA veroordeeld in deze kosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar het afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De uitspraak is relevant voor de toepassing van de regels omtrent proceskosten in bestuursrechtelijke procedures, met name in het kader van asielzoekers en hun eigen bijdragen voor opvang.