ECLI:NL:RBDHA:2021:8983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/615113 / JE RK 21-1730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 juli 2021 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2021, en de afwijzing van een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van een melding van ernstig letsel bij de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een fysiek onveilige situatie is, maar dat er ook veel beschermende factoren zijn, zoals de betrokkenheid van de ouders en grootouders. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, stellende dat het letsel van de minderjarige mogelijk bij de geboorte is ontstaan en dat er geen bewijs is dat de ouders een gevaar vormen voor het kind.

De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen, maar dat er onvoldoende gronden zijn voor een uithuisplaatsing. De ouders zijn bereid om samen te werken met hulpverleners en er zijn voldoende betrokkenen die de situatie kunnen monitoren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615113 / JE RK 21-1730
Datum uitspraak: 29 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling
Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 19 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: de heer [de man 2] de grootvader vaderszijde.

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man 1]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: [de man 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 19 juli 2021 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 19 juli 2021 tot 2 augustus 2021, alsmede machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 19 juli 2021;
- het verweerschrift van de grootvader vaderszijde.
Op 29 juli 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- de moeder;
- de vader;
- de grootvader vaderszijde, tevens gemachtigde van de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. [minderjarige] is met spoed opgenomen in het ziekenhuis vanwege ernstig letsel. De hypothese is nu dat het niet accidenteel letsel betrekt, waarna Veilig Thuis een melding heeft gedaan. Op dit moment is er sprake van een fysiek onveilige situatie. Het is van belang dat er duidelijkheid komt. Er zijn veel beschermende factoren. Zo is de zwangerschap goed verlopen, zijn de ouders heel liefdevol en houden zij zich aan alle afspraken. Daarnaast zijn alle grootouders erg betrokken. De ouders kunnen [minderjarige] nu drie keer per dag zien. Volgens de observaties van ASH loopt het heel goed. Er moet nog een pleegzorgscreening plaatsvinden voor de grootouders moederszijde. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] de komende drie maanden uit huis geplaatst blijft, zodat de Raad goed onderzoek naar de situatie kan doen. Waarschijnlijk zal er ook een onderzoek gestart worden door de recherche. De hulpverleningsinstanties en de ouders moeten weer vertrouwen in elkaar krijgen. Bovendien dient de thuisplaatsing van [minderjarige] gefaseerd te verlopen.
De grootvader vaderszijde heeft namens de ouders het volgende aangevoerd. Bij [minderjarige] is niet verklaarbaar letsel aangetroffen. Dit letsel is direct te herleiden naar de geboorte. Er is echter niet gebleken dat goed is onderzocht hoe de geboorte is verlopen, terwijl dat natuurlijk van belang is, zeker bij dergelijk letsel. Uit het geboorterapport blijkt dat [minderjarige] met een vacuümpomp ter wereld is gekomen. Volgens de literatuur zou een vacuümpomp echter niet gebruikt mogen worden vanwege de (AAA) ligging van [minderjarige] . Gelet hierop had [minderjarige] met een keizersnede gehaald moeten worden. Bovendien is de vacuümpomp tot vier keer toe losgetrokken, hetgeen uit den boze is. Door het ziekenhuis is niet adequaat opgetreden, nu [minderjarige] bij de geboorte al rode oogleden had. Dit komt doordat er teveel druk op zijn hoofd is uitgeoefend. Het gebroken armpje van [minderjarige] is ook door de bevalling ontstaan, doordat zijn hartslag terugviel en hij zo snel mogelijk ter wereld gebracht moest worden. Vervolgens is door het ziekenhuis gepoogd om het letsel op de ouders af te schuiven. Het lijkt nu goed te komen met [minderjarige] , maar niet vastgesteld kan worden of hij hier op termijn schade aan overhoudt. De ouders willen graag dat de recherche goed onderzoek doet, waarbij ook de betrokken ziekenhuizen worden onderzocht. [minderjarige] dient direct teruggeplaatst te worden bij de ouders. De ouders zijn immers voldoende capabel om voor hem te zorgen. Bovendien is er geen enkel aantoonbaar risico of gevaar voor [minderjarige] in de thuissituatie.
De ouders hebben aangegeven dat zij willen dat [minderjarige] zo snel mogelijk terug naar huis komt. Zij hebben het vermoeden dat het ziekenhuis direct een conclusie heeft getrokken toen zij met [minderjarige] daar aan kwamen, en dat er niet is gekeken naar mogelijke andere oorzaken.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld. De kinderrechter overweegt dat de huidige situatie door alle omstandigheden nog emotioneel en hectisch is, waardoor het belangrijk is dat de ouders voldoende hulp krijgen aangereikt. Daarnaast acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de situatie gemonitord wordt en dat er zicht gehouden wordt op de opvoedvaardigheden van de ouders.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn. Nergens blijkt uit dat er in de thuissituatie sprake zou zijn van een onveilige situatie. Het valt niet uit te sluiten dat het bij [minderjarige] geconstateerde letsel bij de geboorte is ontstaan. Deze mogelijkheid dient terdege te worden onderzocht alvorens er andere conclusies worden getrokken. Vooralsnog is er geen enkele reden om aan te nemen dat het letsel door de ouders is toegebracht. Daarnaast zijn er veel beschermende factoren, zoals de betrokkenheid van het netwerk en de bereidheid van de ouders om met de hulpverlening mee te werken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 2 augustus 2021 tot 19 oktober 2021 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 augustus 2021.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.