ECLI:NL:RBDHA:2021:897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
c/09/606080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf in een accommodatie, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 13 januari 2021. Het verzoek betreft een cliënt, geboren in 1952, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De aanvraag is gedaan op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden.

Tijdens de mondelinge behandeling is de advocaat van de cliënt, mr. J.B. Peters, opgekomen voor afwijzing van het verzoek. De advocaat betoogde dat er geen sprake is van een psychiatrische stoornis, aangezien de cliënt al jaren stabiel is met betrekking tot schizofrenie en er geen psychoses zijn voorgekomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een uitgebreide cognitieve stoornis, die voortvloeit uit de schizofrenie, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel voor de cliënt. Dit ernstig nadeel houdt in dat de cliënt niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat opname in een accommodatie noodzakelijk is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat het verzet van de cliënt tegen opname, hoewel verbaal, moet worden aangemerkt als verzet in de zin van de Wzd. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 26 juli 2021. De beschikking is gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/606080 / FA RK 21-297
Datum beschikking: 26 januari 2021

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 13 januari 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 23 december 2020;
- een op 23 december 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 9 december 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt;
- de advocaat;
- de [specialist ouderengeneeskunde] in het bijzijn van cliënt;
- de [verzorgende] , in het bijzijn van cliënt.
De rechtbank deelt voorafgaand aan de zitting mee dat de griffier van de rechtbank op 25 januari 2021 de specialist ouderengeneeskunde, de [arts] heeft gebeld voor nadere inlichtingen over de gang van zaken met betrekking tot het opstellen van de medische verklaring en de aanvraag voor de rechterlijke machtiging aan het CIZ. De medische verklaring en de aanvraag voor de rechterlijke machtiging zijn beiden door voornoemde specialist ouderengeneeskunde opgesteld dan wel ingediend. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens dit gesprek verklaard dat hij niet bij de behandeling van cliënt betrokkene is geweest, als onafhankelijk deskundige de medische verklaring heeft afgegeven en dat hij de aanvraag voor de rechterlijke machtiging als Wzd-functionaris van de afdeling, conform de interne afspraken van de verpleeginrichting, heeft ingediend.
Standpunten ter zitting
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. De vraag is of er sprake is van een stoornis. In de aanvraag van het CIZ staat vermeld dat cliënt al jaren stabiel is wat betreft schizofrenie, dat er geen psychoses hebben plaatsgevonden en dat er ook geen sprake is van psychiatrie in engere zin. De cognitieve stoornis is wel een kwaal waar ernstig nadeel uit kan voortkomen maar er is geen causaal verband met de psychiatrie. De advocaat heeft begrepen dat er een uitgebreid onderzoek is geweest naar de drie terreinen van de hersenen maar dat daar geen psychiatrische stoornis uit naar voren is gekomen. Als dat er niet is, kan er wel sprake zijn van ernstig nadeel en valgevaar maar dat is onvoldoende voor een zorgmachtiging. De rechtbank kan dan, als de psychiatrie ontbreekt, niet anders dan het verzoek afwijzen omdat de wet niet van toepassing is. Mocht de rechtbank hier anders over oordelen dan dient de rechtbank het verzoek af te wijzen omdat cliënt zich uitsluitend verbaal verzet tegen zijn opname en verblijf in de verpleeginrichting. Hij onttrekt zich niet aan zorg. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om de termijn van de rechterlijke machtiging te beperken.
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de problemen die nu bij cliënt spelen anders zijn dan in juli 2020 toen een zorgmachtiging werd aangevraagd. Toen stond de psychiatrische problematiek meer op de voorgrond. Cliënt gebruikt nog wel medicatie maar hij heeft geen psychose meer gehad. De cognitieve achteruitgang speelde al langer en de cognitieve stoornis, die ook blijkt uit het recente neuropsychologisch onderzoek, staat nu op de voorgrond. Het gaat om executieve cognitieve functie stoornissen in het kunnen sturen en inrichten. Uit de cognitieve stoornis vloeit voort dat cliënt niet in staat is tot goede zelfzorg. Er is geen ziekte inzicht. Sinds augustus 2020 is gezien dat naast schizofrenie sprake was van cognitieve achteruitgang met geen ziektebesef en inzicht en onvoldoende initiatief om alle dagelijkse dingen te doen. Cliënt moet gestimuleerd worden om vocht en voeding en medicatie in te nemen. Dat was in de thuissituatie ook zo. Betrokkene is ernstig verwaarloosd in het ziekenhuis terechtgekomen. Verbaal uit betrokkene verzet tegen zijn opname, fysiek niet. Er is ook sprake van valgevaar dat komt met name door aortaklepproblematiek.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een uitgebreide cognitieve stoornis in het kader van langer bestaande schizofrenie met neurocognitieve achteruitgang. De rechtbank is van oordeel dat deze cognitieve stoornis kan worden aangemerkt als een psychogeriatrische aandoening en dan ook valt onder de reikwijdte van de Wet zorg en dwang.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Uit de overgelegde stukken en de verklaring van de arts ter zitting is voldoende gebleken van het ernstig nadeel. Het is voor cliënt niet langer mogelijk om thuis te wonen omdat hij niet meer in staat is voor zichzelf te zorgen.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Cliënt wil immers het liefst naar huis en zegt dit ook. Ook uitsluitend verbaal verzet, zeker als cliënt hierin volhardt en dit blijft uiten, moet worden aangemerkt als verzet in de zin van artikel 24 lid 2 Wzd.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechterlijke machtiging in duur te beperken, zoals verzocht door de advocaat. De verwachting is niet dat de situatie van cliënt op korte termijn zal veranderen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.