ECLI:NL:RBDHA:2021:897
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf in een accommodatie, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 13 januari 2021. Het verzoek betreft een cliënt, geboren in 1952, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De aanvraag is gedaan op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden.
Tijdens de mondelinge behandeling is de advocaat van de cliënt, mr. J.B. Peters, opgekomen voor afwijzing van het verzoek. De advocaat betoogde dat er geen sprake is van een psychiatrische stoornis, aangezien de cliënt al jaren stabiel is met betrekking tot schizofrenie en er geen psychoses zijn voorgekomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een uitgebreide cognitieve stoornis, die voortvloeit uit de schizofrenie, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel voor de cliënt. Dit ernstig nadeel houdt in dat de cliënt niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat opname in een accommodatie noodzakelijk is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat het verzet van de cliënt tegen opname, hoewel verbaal, moet worden aangemerkt als verzet in de zin van de Wzd. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 26 juli 2021. De beschikking is gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting.