ECLI:NL:RBDHA:2021:8942
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing wijziging verblijfsdoel wegens niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres van Kenyaanse nationaliteit. De eiseres had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend op basis van verblijf als familie- of gezinslid. Deze vergunning werd door de staatssecretaris ingetrokken met terugwerkende kracht per 9 juni 2019, omdat de relatie met haar partner was verbroken. Eiseres had daarnaast een aanvraag ingediend voor wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning naar verblijf op grond van overige humanitaire redenen, omdat zij het slachtoffer zou zijn van huiselijk geweld. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen.
De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 16 november 2020 en het onderzoek op de zitting vond plaats op 26 april 2021. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning mocht intrekken, omdat eiseres niet langer voldeed aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van eiseres over huiselijk geweld onvoldoende was om haar standpunt te onderbouwen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven voor voortgezet verblijf.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.