ECLI:NL:RBDHA:2021:8918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet betalen griffierecht

Op 17 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster had verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht, maar heeft niet voldaan aan de verzoeken van de rechtbank om informatie over haar inkomen en vermogen aan te leveren. Ondanks herhaalde verzoeken, zowel per aangetekende brief als per e-mail, heeft verzoekster geen van de gevraagde documenten ingediend. De rechtbank heeft op 13 juli 2021 medegedeeld dat het verzoek om vrijstelling van het griffierecht was afgewezen en dat verzoekster een nota griffierecht zou ontvangen. Deze nota is op 14 juli 2021 verzonden, met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden, anders zou het verzoek niet-ontvankelijk verklaard worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht niet heeft betaald, ondanks dat de nota op 17 juli 2021 was bezorgd.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden ingediend als er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt tegen het relevante besluit. De rechtbank had verzoekster verzocht om een kopie van het besluit waartegen zij bezwaar maakte, evenals een kopie van het bezwaarschrift. Ook hierop heeft verzoekster niet gereageerd. Gezien het ontbreken van de benodigde documenten en de niet-betaling van het griffierecht, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld, conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4206
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

de minister van Binnenlandse Zaken, verweerder.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. [1]
2. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. Voor het aannemen van betalingsonmacht is aan verzoekster bij aangetekende brief van 22 juni 2021 een formulier toegezonden over haar inkomen en vermogen, met het verzoek deze binnen één week ingevuld terug te sturen aan de rechtbank. Deze brief is op dezelfde dag ook per e-mail aan verzoekster gestuurd. Op 1 juli 2021 heeft de rechtbank verzoekster nogmaals verzocht dit formulier binnen vijf werkdagen terug te sturen. Verzoekster heeft dit niet gedaan. Bij schrijven en e-mail van 13 juli 2021 heeft de rechtbank aan verzoekster medegedeeld dat haar verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht is afgewezen en dat zij een nota griffierecht zal ontvangen.
3. Bij aangetekende brief van 14 juli 2021 is aan verzoekster een nota griffierecht verstuurd, waarin staat dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending moet worden betaald en dat anders het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard. [2] Uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 17 juli 2021 is bezorgd. Tot op heden heeft verzoekster het griffierecht niet betaald.
4. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat een voorlopige voorziening alleen kan worden gevraagd als er een bezwaar- of beroepsprocedure tegen het relevante besluit loopt. [3] Bij aangetekende brief van 22 juni 2021, die ook per e-mail aan verzoekster is verstuurd, heeft de rechtbank verzoekster onder meer verzocht een kopie te sturen van het besluit waar zij het niet mee eens is en een kopie van het bezwaarschrift. Ook op dit punt heeft de rechtbank op 1 juli 2021 aan verzoekster een rappel gestuurd. De rechtbank heeft echter geen van de gevraagde stukken van verzoekster ontvangen.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom kennelijk nietontvankelijk verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.Op grond van artikel 8:82, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:41, zesde lid van de Awb.
3.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.