ECLI:NL:RBDHA:2021:8912
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoeken wegens onvoldoende hoofdverblijf in Nederland
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021, hebben eisers, een gezin dat bestaat uit twee ouders en hun drie minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoeken om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De primaire besluiten tot afwijzing werden genomen op 16 juni 2020, en de bestreden besluiten op 22 oktober 2020, waarbij de bezwaren van eisers ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers hun aanvraag om naturalisatie te vroeg hebben ingediend, aangezien zij op het moment van indienen, 4 juni 2019, nog niet voldeden aan de eis van drie jaar hoofdverblijf in Nederland. De rechtbank heeft overwogen dat het hoofdverblijf moet worden vastgesteld op basis van de feitelijke woonplaats van eisers, die pas op 13 juli 2016 in Nederland was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de leges voor de naturalisatieverzoeken niet terugbetaald hoeven te worden, omdat de gemeente slechts een adviserende rol heeft en de staatssecretaris bevoegd is om af te wijken van het gemeentelijke advies. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van hun naturalisatieverzoeken door de staatssecretaris in stand blijft.