ECLI:NL:RBDHA:2021:8910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/1523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven na twijfels over slachtofferstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser, die stelt slachtoffer te zijn van een geweldsmisdrijf op 14 augustus 2019, heeft zijn aanvraag voor een uitkering afgewezen gezien de tegenstrijdige verklaringen en het ontbreken van overtuigend bewijs. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag op 27 februari 2020 afgewezen en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard in een besluit van 8 januari 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie in een filmpje van 6 augustus 2019 heeft geconstateerd dat eiser een gat in zijn gebit heeft, wat niet overeenkomt met zijn verklaring dat dit letsel is ontstaan door geweld op 14 augustus 2019. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk slachtoffer is geweest van een geweldsmisdrijf. De verklaringen van eiser en zijn vriend staan haaks op die van de huisgenoot, wat de betrouwbaarheid van hun verklaringen in twijfel trekt. Bovendien blijkt uit de medische informatie niet hoe eiser zijn tand heeft verloren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht is, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R. Jethoe),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: F. Jager).

Procesverloop

In het besluit van 27 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen.
In het besluit van 8 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven ingediend. Op 14 augustus 2019 zouden eiser en een vriend zijn mishandeld en bedreigd door de huisgenoot van de vriend, de verdachte in de strafzaak, en anderen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen.
2. Verweerder heeft gemotiveerd dat de politie heeft vastgesteld dat in een filmpje van 6 augustus 2019 is te zien dat eiser een gat in zijn gebit heeft ter hoogte van de tand waarvan eiser opgaf dat hij deze mist door het geweld dat tegen hem is gebruikt op 14 augustus 2019. Verder blijkt uit de medische informatie niet hoe eiser het letsel opliep. Verweerder vindt daarom dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser slachtoffer werd van opzettelijk gepleegd geweld.

Wat zijn de regels?

3. De regels staan in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. In artikel 3 staat dat uitkering kan worden gedaan aan een ieder wie in Nederland een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf is overkomen.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Het dossier bevat volgens hem geen proces-verbaal van de camerabeelden, maar wel de verklaring van de huisgenoot. Uit deze verklaring blijkt dat de huisgenoot het filmpje heeft laten zien en dat niet de politie de datum van het filmpje heeft vastgesteld, maar het een verklaring is van de huisgenoot. Na de mishandeling is eiser direct naar de spoedeisende hulp gegaan en uit dat onderzoek, verricht vlak na de mishandeling, blijkt dat bloed in zijn mond is waargenomen.
5. Verweerder merkt op dat in het bestreden besluit fout staat vermeld dat de vriend van eiser het filmpje heeft gemaakt. Het moet de huisgenoot van eisers vriend zijn. Ook overlegt verweerder een telefoonnotitie van een gesprek met een verbalisant, waaruit blijkt dat de politie zelf heeft vastgesteld dat het filmpje op 6 augustus 2019 is opgenomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 14 augustus 2019 slachtoffer is geweest van een geweldsmisdrijf. In het proces-verbaal van gehoor van de huisgenoot staat dat de verbalisant in het filmpje ziet dat een aangever een gat heeft ter hoogte van de missende tand. Verder volgt uit de verklaring van de huisgenoot dat het filmpje op 6 augustus 2019 is opgenomen, vóór de bedreiging, en de tand al langer mist. De in beroep door eiser niet weersproken inhoud van een overgelegde telefoonnotitie bevestigt dat het filmpje is opgenomen op 6 augustus 2019. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft verweerder mogen twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van eiser.
6.2.
De aangifte van eiser, van de vriend en de medische stukken zijn gelet op deze twijfels onvoldoende om alsnog aannemelijk te maken dat een geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. De verklaringen van eiser en de vriend staan haaks tegenover die van de huisgenoot, waardoor de verklaring van eiser niet zonder meer kan worden gevolgd. Verder valt niet uit te sluiten dat de verklaringen van eiser en de vriend op elkaar zijn afgestemd. Uit de medische stukken blijkt niet hoe of wanneer eiser zijn tand is verloren, ongeacht dat de meting is verricht binnen twee uur na de gestelde bedreiging, waardoor hieraan geen doorslaggevende waarde kan worden gehecht.
7. Ten aanzien van de overige beroepsgronden, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank merkt op dat het proces-verbaal van verhoor verdachte een lezing bevat van het filmpje door de verbalisant. In de omstandigheid dat de telefoonnotitie pas in beroep wordt overlegd, overweegt de rechtbank dat eiser zich in bezwaar en in beroep voldoende heeft kunnen uitlaten over het filmpje en de relevante opmerkingen die de verbalisant in het proces-verbaal verhoor verdachte heeft geplaatst bij dat filmpje. Verder overweegt de rechtbank dat het gebruik van het begrip ‘vaststellen’ niet betekent dat verweerder een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft toegepast.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.