ECLI:NL:RBDHA:2021:8907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/2333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven op basis van onvoldoende bewijs van slachtofferschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat hij stelde in het verleden slachtoffer te zijn geweest van mishandeling door zijn stiefvader. De aanvraag werd echter afgewezen door de Commissie, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Commissie in haar besluit van 5 februari 2021 het bezwaar van de eiser tegen de eerdere afwijzing ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de medische rapporten die door eiser zijn ingediend, onvoldoende bewijs leveren voor de stelling dat hij slachtoffer is van een geweldsmisdrijf. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser en de medische rapporten niet voldoende objectieve informatie bieden om de aanvraag te onderbouwen. De rechtbank volgt daarmee het standpunt van de Commissie, die heeft gesteld dat het aan eiser is om zijn aanvraag met voldoende bewijs te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is geweest van een geweldsmisdrijf, en heeft zij het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Hepping).

Procesverloop

In het besluit van 5 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen.
In het besluit van 5 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven ingediend. Hij zou in het verleden zijn mishandeld door zijn stiefvader. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet aannemelijk is dat eiser slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Volgens verweerder is er te weinig objectieve informatie.
Wat zijn de regels?
2. De regels staan in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. In artikel 3 staat dat uitkering kan worden gedaan aan een ieder wie in Nederland een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf of geestelijke letsel is overkomen.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder de medische rapporten van Fivoor van 30 oktober 2018 niet in twijfel mag trekken. De strafrechters hebben immers hun vonnissen gewezen op de juistheid van de feiten in deze rapporten. Verder stelt eiser dat verweerder zich niet mag beroepen op het ontbreken van informatie ten aanzien van de detentie van eiser. De verklaringen van eiser zijn bevindingen van psychiaters en psychologen die bevoegd en bekwaam een diagnose hebben gesteld van het psychisch letsel. Verweerder had aan de hand van de beschikbare bron moeten toetsen aan de uitgangspunten van psychisch letsel.
4. Verweerder stelt dat medische informatie hoogst zelden bijdraagt aan de aannemelijkheid. Die informatie kan namelijk geen doorslaggevend uitsluitsel geven aan wat er is gebeurd. Het rapport bevat geen details wat de aanleiding, toedracht of onder welke omstandigheden de mishandelingen plaatsvonden. Ook is het rapport met een ander doel opgesteld en doet de behandelaar niet aan waarheidsvinding, maar gaat hij uit van het gepresenteerde verhaal. De strafoplegging is een andere beoordeling dan die van verweerder. Verder voert verweerder aan dat het aan eiser is om zijn aanvraag te onderbouwen en komt verweerder niet toe aan een verdere beoordeling nu geen geweldsmisdrijf aannemelijk is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem een geweldsmisdrijf of geestelijk letsel is overkomen. Het rapport van Fivoor heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Het rapport is opgesteld aan de hand van de verklaringen van eiser en die verklaringen alleen zijn onvoldoende om het geweldsmisdrijf aannemelijk te maken. De rechtbank volgt hiermee het betoog van verweerder dat de behandelaar niet aan waarheidsvinding heeft gedaan, maar zich heeft gericht op de beoordeling van de persoon. Ook is niet gebleken dat de strafrechters de inhoud van het rapport als waarheid hebben beschouwd. Verder is het aan eiser om zijn aanvraag met stukken te onderbouwen. Als informatie niet beschikbaar is, komt dat voor rekening en risico van eiser.
6. Aan de hand van het rapport is het geweldsmisdrijf niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft de aanvraag daarom mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.