ECLI:NL:RBDHA:2021:8905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/3283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over kentekenblokkade en ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft eiseres, een persoon wiens naam niet is vermeld, beroep ingesteld tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) inzake een kentekenblokkade. De blokkade werd opgelegd vanwege vijf of meer niet-betaalde verkeersboetes. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aankondiging van de blokkade en het daaropvolgende besluit van het CJIB om een verzoek om een dwangsom af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kentekenblokkade geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er daarom geen bezwaar mogelijk is. Eiseres heeft haar gronden in bezwaar gehandhaafd, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat de blokkade geen rechtsgevolg met zich meebracht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 17 augustus 2021 door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier G.A. Verhoeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Biemond),
en

de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau, verweerder

(gemachtigde: drs. A.E. Veenstra).

Procesverloop

Bij brief van 7 februari 2019 heeft verweerder eiseres aangekondigd dat een kentekenblokkade op haar naam wordt geplaatst.
Eiseres heeft tegen de brief bezwaar ingediend.
In het besluit van 18 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek om een dwangsom afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar ingediend.
In het besluit van 24 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de brief van 7 februari 2019 en het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Verweerder heeft bij de Dienst Wegverkeer (RDW) een melding heeft gedaan van vijf of meer niet betaalde verkeersboetes van eiseres. Nadat eiseres op 9 maart 2019 vernam van deze kentekenblokkade, heeft eiseres contact opgenomen met verweerder en gevraagd om de blokkade op te heffen. Eiseres heeft verweerder vervolgens in gebreke gesteld voor het niet nemen van een besluit en daarna verzocht om een dwangsom.
1.2.
Met het primaire besluit reageert verweerder op het verzoek om een dwangsom. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het plaatsen van een kentekenblokkade geen besluit is en wijst het verzoek om een dwangsom daarom af. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar ingediend.
1.3.
Met het bestreden besluit beslist verweerder op de bezwaarschriften van eiseres gericht tegen de brief van 7 februari 2019 en het primaire besluit.
Wat zijn de regels?
2. De regels over procedures bij bestuursorganen staan in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres handhaaft haar gronden in bezwaar en stelt dat verweerder niet op haar gronden heeft gereageerd. Verder stelt eiseres dat uit de strekking van haar bezwaar duidelijk volgt dat de kentekenblokkade en de weigering van een tenaamstelling hetzelfde betreft. Verweerder had het bezwaar volgens eiseres moeten doorzenden en ze stelt dat alsnog een dwangsom moet worden vastgesteld.
4. Verweerder voert aan dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het plaatsen van een kentekenblokkade is geen besluit in de zin van de Awb. Er is om dezelfde reden geen dwangsom verschuldigd. Indien het bezwaar was gericht tegen de tenaamstelling, dan dient eiseres bezwaar in te dienen bij de RDW.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank volgt de grond van eiseres niet dat zij bezwaar heeft ingediend tegen zowel de kentekenblokkade als de geweigerde tenaamstelling. In de brieven van eiseres wordt immers gesproken over het maken van bezwaar tegen de kentekenblokkade, zowel het onderwerp van haar brieven en de gronden zien op de kentekenblokkade. Verder heeft eiseres bij haar brieven geen beslissing van de RDW meegestuurd. Onder deze omstandigheden had verweerder geen aanleiding om de brieven door te sturen aan de RDW, nu de brieven niet waren gericht tegen een beslissing van de RDW.
6. Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat het plaatsen van een kentekenblokkade geen voor bezwaar vatbaar besluit is. Er staat alleen bezwaar open tegen besluiten die gericht zijn op een rechtsgevolg. Als gevolg van het plaatsen van een kentekenblokkade treedt geen rechtsgevolg op. Een rechtsgevolg treedt pas in op het moment dat de RDW een tenaamstelling weigert en niet op het moment dat verweerder de RDW informeert. Het is ook niet verweerder die de tenaamstelling weigert, maar de RDW. Eiseres heeft dit uitgangspunt van verweerder niet betwist. Het bezwaar gericht tegen de kentekenblokkade heeft verweerder terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen de kennelijk niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaren geen gronden ingediend. De rechtbank volgt daarom het standpunt van verweerder dat, met toepassing van artikel 4:17, zesde lid, onder c, van de Awb, geen dwangsom is verschuldigd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.