ECLI:NL:RBDHA:2021:8900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
09.029742.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 januari 2021 heeft de verdachte, met wie het slachtoffer al een conflict had, het slachtoffer bewust opgezocht in Alphen aan den Rijn. Samen met anderen heeft de verdachte geweld gebruikt tegen het slachtoffer, die alleen was. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de rug gestoken, wat leidde tot potentieel levensbedreigend letsel. Het slachtoffer moest met spoed in het ziekenhuis worden behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat het geweld in het openbaar gevoelens van onveiligheid heeft opgeroepen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van €2.000, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/029741-21
Datum uitspraak: 17 augustus 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 mei 2021 (pro forma) en 3 augustus 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van Dongen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.F. van Es naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te Alphen aan den Rijn openlijk, te weten de Keizershof, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of goederen, te weten [slachtoffer] door met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in de rug van de [slachtoffer] te steken en/of die [slachtoffer] te slaan en/of schoppen en/of een scooter omver te gooien/duwen/schoppen, terwijl dit door hem en/of zijn mededaders gepleegde geweld zwaar, althans enig lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug en/of een klaplong, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3. De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 30 januari 2021 te Alphen aan den Rijn (in vereniging) gepoogd heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) opzettelijk van het leven te beroven dan wel zwaar te mishandelen (feit 1). Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij op diezelfde datum en plaats openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of zijn scooter (feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] in vereniging. De officier van justitie heeft voor de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen de scooter vrijspraak gevorderd, aangezien dit niet in vereniging is gebeurd.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. Op de specifieke verweren gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouwe IJssel, recherche district G, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 799).
1.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 9 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 76, 77, 79):
Toen ik buiten bij mijn scooter kwam, zag ik van rechts iemand rennen richting mijn scooter. Hij draaide zich zo om dat hij voor mij stond en dat was die [verdachte] . Of [verdachte] (fonetisch). Volgens mij heet hij [verdachte] . Toen stond hij gelijk voor me met zijn mes. (…) Toen rende hij het hofje uit en ik rende achter hem aan. Toen zag ik dat er nog een paar mensen voor mijn huis stonden. Toen stopte ik met lopen en toen zag ik dat zij naar mij toe kwamen rennen. In ieder geval één iemand die ik ken als [naam] . Ik wilde toen eigenlijk wegrennen zelf, maar omdat hij al zo dichtbij was, besloot ik om hem te schoppen. Op het moment dat ik [naam] schop, kom ik op de grond terecht. Ik weet niet meer precies wat er gebeurde. Op hetzelfde moment komt [verdachte] ook terug gerend. Toen ben ik gestoken. (…) Het handvat van het mes was bruin. Het was een zakmes. (…) Toen ik op de grond viel, ben ik meteen weer opgestaan. Ik voelde wel mensen op mij. (…) [naam] en [verdachte] waren het dichtstbij. [naam] stond naast mij, want die had ik schuin geprobeerd te schoppen. [verdachte] stond achter mij, want die kwam vanaf de overkant van de straat naar mij toe. Die andere mensen stonden op een afstandje van meer dan een meter. (…) Het enige dat ik weet, is dat ik [verdachte] een steekbeweging zag maken. Ik zag hem zijn rechter arm uitsteken naar mij toe. Ik zag dat vanuit mijn ooghoeken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , op 22 juni 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Op het moment dat hij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) bij ons de keuken voorbij rent voor het raam waar ik sta, zie ik vier jongens of mannen achter hem aan rennen. Ik zie [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een trappende beweging maken naar achteren om weg te komen en op dat moment springen vier man op hem.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , opgemaakt op 12 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 768 - 769):
Ik ging naar de Herenhof voor de bescherming van mijn broertje (de rechtbank begrijpt: de verdachte). Ik was daarvoor door mijn broertje gebeld dat rond 19:30 uur men ging proberen [slachtoffer] naar buiten te laten komen. (…) Ik heb [slachtoffer] toen gestopt. Ik heb hem een schop gegeven.
4.
Een geschrift, te weten ‘letselverklaring’, op 2 augustus 2021 opgemaakt en ondertekend door A. de Booij, Forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende:
Betrokkene is op 30-01-2021 gezien op de Spoedeisende hulp van het VUMC waarbij een steekwond op de rug rechts werd gezien, net onder het rechter schouderblad. Door de steekwond had betrokkene ook een klaplong rechts. Als behandeling werd operatief een drain aangelegd om de long weer te laten ontplooien. De steekwond werd gehecht. Betrokkene werd enkele dagen ter observatie opgenomen. Naar verwachting zal het letsel volledig genezen met achterlating van een litteken op de plaats van de steekwond en de plaats waar de drain is ingebracht. Daarnaast houdt betrokkene een vergrote kans op een klaplong rechts ten opzichte van de situatie vóór het ontstaan van de klaplong. De geschatte genezingsduur is enkele maanden: de steekwond zal sneller genezen, maar de pijn bij de ribben en in de longen kan enige maanden vergen voordat deze geheel verdwenen is. Voor zover kan worden beoordeeld op basis van de beschikbare informatie heeft het letsel zoals bij betrokkene gediagnosticeerd retrospectief en mede door de ingestelde behandeling een relatief gunstig beloop gehad. In dit verband dient echter te worden opgemerkt dat snijden/steken met een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes, in de borstkas een aanmerkelijk risico op het veroorzaken van (acuut) levensbedreigend letsel impliceert. Op korte termijn bestaat o.a. het risico van bloeding (vanuit een bloedvat of een orgaan zoals hart of longen) en daardoor potentieel overlijden, zeker zonder medisch ingrijpen. Op iets langere termijn kunnen potentieel levensbedreigende complicaties optreden in de vorm van infecties van vitale organen in de borst- of buikholte met micro-organismen die vanuit de buitenwereld via het steekkanaal in de steriele ruimte werden gebracht.

5.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 3 augustus 2021:

Ik was op 30 januari 2021 aanwezig op het moment en de plaats van het incident met [slachtoffer] in het Keizershof te Alphen aan den Rijn. Ik heb tegen de scooter van [slachtoffer] getrapt.

3.5.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Voor zover het pleidooi van de verdediging een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt inhoudt over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] , overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer] heeft in de kern consistent verklaard dat hij alleen de verdachte met een mes heeft gezien en dat hij hem vanuit zijn ooghoeken, toen de verdachte achter hem stond, een stekende beweging met zijn rechterhand heeft zien maken. Deze verklaring strookt met de locatie van de steekwond, zoals in de letselverklaring staat (te weten op de rug van [slachtoffer] , net onder zijn rechter schouderblad). Hier staan wisselende verklaringen van de verdachte tegenover. Zo heeft de verdachte in eerste instantie ontkend dat hij op het plaats delict aanwezig was. Hier is de verdachte van teruggekomen na confrontatie met telefoongegevens waaruit bleek dat hij daar wel degelijk was. Verder heeft de verdachte op de terechtzitting zijn verklaring opnieuw gewijzigd, in die zin dat hij nu erkent dat hij tegen de scooter van [slachtoffer] heeft getrapt. Overigens laten eventuele verschillen in de verklaringen van [slachtoffer] zich goed verklaren door emoties tijdens en (kort) na het incident.
Dit alles maakt dat de rechtbank uitgaat van de feiten zoals [slachtoffer] die naar voren heeft gebracht.
Feiten
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten vast.
Op 30 januari 2021 heeft een confrontatie plaatsgevonden met [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft de persoon die het eerst op hem af kwam rennen geprobeerd te schoppen. Daarbij kwam [slachtoffer] zelf op de grond terecht. [slachtoffer] zag toen dat de verdachte ook op hem af kwam rennen en een steekbeweging in zijn richting maakte. [slachtoffer] had (eerder) gezien dat de verdachte een zakmes met een bruin handvat in zijn hand had.
Getuige [getuige 1] heeft de confrontatie met [slachtoffer] vanuit zijn keukenraam gezien. Hij heeft daarover verklaard dat hij zag dat vier mannen op [slachtoffer] sprongen. [slachtoffer] heeft zelf ook verklaard dat hij (nadat hij op de grond was gevallen) mensen op zich heeft gevoeld.
[slachtoffer] heeft als gevolg van het incident een steekwond in zijn rug en een klaplong opgelopen.
Poging tot doodslag (feit 1)
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer] in zijn rug - net onder zijn rechter schouderblad - is gestoken. Alleen al gezien deze plek van de steekwond acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat deze, zoals de verdachte heeft gesteld, kan zijn veroorzaakt door het mes dat [slachtoffer] zelf bij zich had.
Nu vaststaat dat de verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , zoals onder 1 (primair) ten laste is gelegd.
Er is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte [slachtoffer] met kracht in zijn rug heeft gestoken, aangezien de messteek een klaplong heeft veroorzaakt en dus diep genoeg in de rug van [slachtoffer] is gegaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is dat bij het met kracht steken in de rug een vitaal orgaan wordt geraakt en dat dit tot de dood kan leiden. In dit geval heeft de verdachte ook daadwerkelijk een vitaal orgaan geraakt. Door het steken met het mes is bij [slachtoffer] een klaplong veroorzaakt. Dat het letsel van [slachtoffer] potentieel dodelijk was, volgt ook uit de letselverklaring zoals opgenomen onder de bewijsmiddelen. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat het met kracht steken met een mes in de rug van een persoon in het gebied waar de longen zich bevinden de aanmerkelijke kans met zich brengt dat dodelijk letsel wordt veroorzaakt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
De rechtbank kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte [slachtoffer] in een bewuste en nauwe samenwerking met anderen met een mes heeft gestoken. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Openlijke geweldpleging (feit 2)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte samen met anderen op de openbare weg heeft gevochten met [slachtoffer] . De verdachte is met (in ieder geval) drie andere personen op [slachtoffer] afgerend. De verdachte heeft vervolgens met een mes in de rug van [slachtoffer] gestoken, een ander heeft [slachtoffer] geschopt en met z’n vieren zijn zij bovenop [slachtoffer] gesprongen. De verdachte heeft met zijn handelen een voldoende wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken, gezien de aard daarvan (een steekwond in de rug en een klaplong), de medische behandeling die [slachtoffer] daarvoor heeft gehad (het plaatsen van een drain en het verblijven van een aantal dagen in het ziekenhuis), de genezingsduur (enkele maanden) en de gevolgen voor de toekomst (een verhoogd risico op een klaplong).
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het geweld dat de verdachte heeft toegepast tegen de scooter niet in vereniging is gepleegd, zodat de rechtbank de verdachte daarvan partieel vrijspreekt.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 30 januari 2021 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 30 januari 2021 te Alphen aan den Rijn openlijk, te weten
aan hetKeizershof, op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door met een mes in de rug van
die [slachtoffer]te steken en die
[slachtoffer]te schoppen, terwijl dit door hem en zijn mededaders gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug en een klaplong, voor die
[slachtoffer]ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag en een contactverbod met [slachtoffer] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van een veroordeling, bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voorts heeft de raadsman verzocht het advies van de reclassering te volgen en een forse voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft [slachtoffer] – met wie hij al een conflict had – bewust opgezocht in de avond van 30 januari 2021. De verdachte heeft vervolgens samen met andere personen geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , die er alleen voor stond. De verdachte heeft [slachtoffer] midden op straat met een mes in zijn rug gestoken. Als gevolg daarvan liep [slachtoffer] potentieel levensbedreigend letsel op, waarvoor hij met spoed in het ziekenhuis moest worden behandeld. De verdachte heeft door zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarnaast roept het plegen van geweld in het openbaar, waar omwonenden getuige van zijn geweest, gevoelens van onrust en onveiligheid op. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat hij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor de door hem gepleegde geweldshandelingen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 juli 2021. Hierop staan geen eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 juli 2021, waaruit – kort gezegd – volgt dat de omgeving, het gedrag, de denkpatronen en de vaardigheden van de verdachte als problematisch kunnen worden aangemerkt. De verdachte heeft conflicten in zijn omgeving waar hij impulsief op kan reageren. Verder schat de reclassering het recidiverisico als gemiddeld in. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte om hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] .
Straf
De rechtbank acht, alles afwegende, het opleggen van de straf die door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden. De rechtbank zal de verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd, met een meldplicht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een vergoeding van € 1.325 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht een bedrag van € 525 aan materiële schadevergoeding toe te wijzen. Dit bedrag bestaat uit € 385 aan eigen risico van de ziektekostenverzekering, € 40 voor de schade aan het T-shirt en een gematigd bedrag van € 100 voor de schade aan de jas. De reparatiekosten van de scooter van € 700 moeten volgens de officier van justitie worden afgewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband met de bewezenverklaarde feiten.
Verder heeft de officier van justitie verzocht een bedrag van € 1.500 aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen.
Tot slot moeten volgens de officier van justitie de genoemde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente en moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de door hem bepleite vrijspraak, dan wel vanwege onvoldoende onderbouwing met objectieve gegevens.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten.
Materiële schade
De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toewijzen voor de schade aan het T-shirt en de jas van [slachtoffer] . De rechtbank stelt dit bedrag vast op € 115 (dat wil zeggen: ongeveer 1/3 van het gevorderde schadebedrag). [slachtoffer] heeft de betaling van € 385 aan eigen risico voldoende onderbouwd door middel van het overleggen van een nota van de zorgverzekeraar, zodat de rechtbank dit bedrag ook zal toewijzen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de reparatiekosten van de scooter niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze kosten geen verband houden met de bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer] pijn en letsel heeft ondervonden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht in dit geval een vergoeding van € 1.500 aan immateriële schade redelijk en heeft bij de bepaling hiervan rekening gehouden met bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen. Het meerdere zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 2.000, bestaande uit € 500 aan materiële schade en € 1.500 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 januari 2021 (de datum van het geweldsincident), omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de ten laste gelegde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij [slachtoffer] aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te 's-Gravenhage, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, indien en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 2.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Warmerdam, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 augustus 2021.