ECLI:NL:RBDHA:2021:8898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
09.084068.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een terroristisch misdrijf en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 16 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf. De verdachte heeft dreigementen geuit jegens medewerkers en Kamerleden van de Tweede Kamer, waarbij hij onder andere heeft gedreigd met een bomaanslag. Deze bedreigingen hebben geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, en zelfs tot de ontruiming van het Binnenhof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 maart 2021 meerdere dreigende telefoontjes heeft gepleegd, waarin hij meldde dat er bommen waren geplaatst in Den Haag en Alphen aan den Rijn. Daarnaast heeft hij ook een supermarktmanager bedreigd via e-mail, waarbij hij niet alleen de manager, maar ook diens familie in zijn dreigementen betrok. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 169 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak voor behandeling en begeleiding om recidive te voorkomen. De verdachte heeft aangegeven zich aan de bijzondere voorwaarden te zullen houden, en de rechtbank heeft geen taakstraf opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/084068-21 (dagvaarding I) en 09/317821-20 (dagvaarding II, ttz. gev.)
Datum uitspraak: 17 augustus 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 juli 2021 (onderzoek geschorst omdat de verdachte er niet was) en 3 augustus 2021 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mrs. O.P. Kuit en S. den Hartogh (hierna: de verdediging) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
hij op of omstreeks 25 maart 2021 te Alphen a/d Rijn en/of te 's-Gravenhage althans te Nederland, een of meerdere medewerkers en/of Kamerleden van de Tweede Kamer en/of de familie van deze medewerkers en/of Kamerleden en/of een of meerdere personen aanwezig bij de Tweede Kamer en/of een of meerdere beveiligers van de Tweede Kamer en/of [benadeelde 1] , met een terroristisch misdrijf en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, heeft bedreigd, door die medewerkers en/of personen (via medewerkers van de meldkamer van de Tweede Kamer en/of 112) dreigend de woorden toe te voegen:
- "... van [benadeelde 1] hebben wij een pakketje geplaatst en deze gaat over een uur af",
- " wij hebben een bom geplaatst in Den Haag maar we hebben ook bommen geplaatst in het Sint Jozef in Alphen aan den Rijn. Luisteren anders gaan ze af",
- " Ja we willen graag een bommelding melden bij het Sint Jozef, Sint Jozef Hoflaan. Wat nou in Den Haag is gebeurd zullen wij nu verder gaan in Alphen en omstreken",
- " Kunnen jullie niet kappen met die kanker noodverordeningen meneer [benadeelde 1] anders gaan er bommen af en mensen naar de klote helpen in Nederland ja anders ga ik naar hem",
- " Ja ik wil even doorgeven als jullie niet kappen met die kut Tweede Kamer met die kut noodverordening gaat de bom erop",
- " Ja ik wil jullie familie aanpakken als jullie die regels niet gaan veranderen dan kennen jullie over je schouders kijken ja de bommen liggen ook alvast klaar dan ga ik naar de Tweede Kamer toe. Boem klaar afgelopen.",
- " Ja goeidedag we hebben al onze pistolen 9mm al klaar liggen voor jullie dus we komen er aan voor jullie en dan gaan we",
- " Dan gaan we die hele [benadeelde 1] en Tweede Kamer ff aanpakken en nu gewoon je bek houden want wij gaan jullie grijpen",
- " Ja als jullie het niet gaan veranderen die regels dan gaan net als Amerika aanvallen bij jullie met bommen en granaten",
- " Ja de meeste Tweede Kamer hebben allemaal vrouw en kinderen kijken maar over je schouders want die zijn ook niet meer veilig hahaha",
- " Ja ik wil jullie een mondkapje geven dan gaan jullie voorgoed uh voorgoed jullie bek houden met die mondkappies kanker [benadeelde 1] we gaan hem wel even kapot schieten",
- " Elke persoon die uh failliet gaat in Nederland gaan jullie één kamerlid missen haha",
- " er is nu ergens een bom geplaatst dus wees maar op je hoeden", en/of
- " Als jullie niet naar ons willen luisteren dan gaan jullie met de Tweede Kamer net uit die in Den Haag als Enschede met de vuurwerkramp haha", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Ten aanzien van dagvaarding II
hij in of omstreeks 09-08-2020 t/m 10-08-2020 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan deze [benadeelde partij 2] twee mails te richten met de tekst:
"dat jullie manager morgen door paar hooligans zijn wordt verbouwd en hij mag over zijn schouders heen kijken en ook zijn familieleden en ook zijn winkeltje krijg een wordt veranderd" en "Hij is aan de beurt ik hoop dat levensverzekering hoog is morgen kom ik naar hem toe en dan is het rest in peace. Ik hoop dat hij vrij is anders wordt vingers 1 voor 1 met hamer bewerkt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Ten aanzien van dagvaarding I
3.1.1
Inleiding
Op donderdag 25 maart 2021, omstreeks 15.30 uur, kreeg een aantal verbalisanten het verzoek om naar Plein 2 in Den Haag te gaan. Daar aangekomen, hoorden zij van de beveiliger van de Tweede Kamer der Staten Generaal (hierna: Tweede Kamer) dat er diezelfde dag sinds 15.11 uur meerdere telefoongesprekken waren binnen gekomen waarin de beller dreigde met een bomaanslag dan wel een schietpartij aan het adres van de Tweede Kamer. Uit de systemen van de politie kwam naar voren dat het telefoonnummer waarmee werd gebeld in gebruik zou zijn bij de verdachte. Ook bij de politiemeldkamer waren vanaf hetzelfde telefoonnummer diverse meldingen binnengekomen over een dreiging met explosieven. De verdachte werd vervolgens op 25 maart 2021 om 17.52 uur in zijn woning aangehouden.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het ten laste gelegde feit voor zover dat betrekking heeft op artikel 285 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit voor zover dat betrekking heeft op artikel 285 lid 4 Sr.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de verdediging ten aanzien van het bewezen verklaarde feit (artikel 285 lid 3 Sr) geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2021;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, p. 18-19;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, p. 20-22;
  • Het proces-verbaal bedreiging, p. 43-46.
Over het standpunt van de verdediging omtrent artikel 285 lid 4 Sr merkt de rechtbank op dat die bepaling inderdaad onder de tenlastelegging is vermeld. Gelet op de tekst van de tenlastelegging is het echter niet de bedoeling van de opsteller ervan geweest om ook de daarin opgenomen strafrechtelijke gedraging aan de verdachte ten laste te leggen. In die tekst wordt immers niet gesproken van ‘oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken’. De rechtbank gaat dan ook niet in op de bepleite vrijspraak van de verdediging op dit punt.
3.2
Ten aanzien van dagvaarding II
3.2.1
Inleiding
Op zondag 9 augustus 2020 omstreeks 17.00 uur was een man aanwezig in de Hoogvliet aan de [adres] Alphen aan den Rijn om – onder andere – drie blikken bier te kopen. Omdat deze man een dronken indruk maakte op de afdelingsmanager van de Hoogvliet, heeft de afdelingsmanager geweigerd bier aan hem te verkopen. Op 9 en 10 augustus 2021 heeft de afdelingsmanager vervolgens via het contactformulier van de Hoogvliet twee berichten van een man ontvangen. De afdelingsmanager heeft hierin aanleiding gezien om aangifte te doen van bedreiging.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het de verdachte was die via het contactformulier twee berichten aan de afdelingsmanager had geschreven. Volgens de officier van justitie kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging [2]
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de verdediging geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2021;
  • Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde partij 2] , met bijlagen, p. 3-8.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
hij op 25 maart 2021 te Alphen
aan denRijn en te 's-Gravenhage medewerkers en Kamerleden van de Tweede Kamer en de familie van deze medewerkers en Kamerleden en personen aanwezig bij de Tweede Kamer en beveiligers van de Tweede Kamer en [benadeelde 1] , met een terroristisch misdrijf heeft bedreigd, door die medewerkers en personen via medewerkers van de meldkamer van de Tweede Kamer en 112 dreigend de woorden toe te voegen:
- "... van [benadeelde 1] hebben wij een pakketje geplaatst en deze gaat over een uur af",
- " wij hebben een bom geplaatst in Den Haag maar we hebben ook bommen geplaatst in het Sint Jozef in Alphen aan den Rijn. Luisteren anders gaan ze af",
- " Ja we willen graag een bommelding melden bij het Sint Jozef, Sint Jozef Hoflaan. Wat nou in Den Haag is gebeurd zullen wij nu verder gaan in Alphen en omstreken",
- " Kunnen jullie niet kappen met die kanker noodverordeningen meneer [benadeelde 1] anders gaan er bommen af en mensen naar de klote helpen in Nederland ja anders ga ik naar hem",
- " Ja ik wil even doorgeven als jullie niet kappen met die kut Tweede Kamer met die kut noodverordening gaat de bom erop",
- " Ja ik wil jullie familie aanpakken als jullie die regels niet gaan veranderen dan kennen jullie over je schouders kijken ja de bommen liggen ook alvast klaar dan ga ik naar de Tweede Kamer toe. Boem klaar afgelopen.",
- " Ja goeidedag we hebben al onze pistolen 9mm al klaar liggen voor jullie dus we komen er aan voor jullie en dan gaan we",
- " Dan gaan we die hele [benadeelde 1] en Tweede Kamer ff aanpakken en nu gewoon je bek houden want wij gaan jullie grijpen",
- " Ja als jullie het niet gaan veranderen die regels dan gaan net als Amerika aanvallen bij jullie met bommen en granaten",
- " Ja de meeste Tweede Kamer hebben allemaal vrouw en kinderen kijken maar over je schouders want die zijn ook niet meer veilig hahaha",
- " Ja ik wil jullie een mondkapje geven dan gaan jullie voorgoed uh voorgoed jullie bek houden met die mondkappies kanker [benadeelde 1] we gaan hem wel even kapot schieten",
- " Elke persoon die uh failliet gaat in Nederland gaan jullie één kamerlid missen haha",
- " er is nu ergens een bom geplaatst dus wees maar op je hoeden", en
- " Als jullie niet naar ons willen luisteren dan gaan jullie met de Tweede Kamer net uit die in Den Haag als Enschede met de vuurwerkramp haha".
Ten aanzien van dagvaarding II
hij in
de periode van9
augustus2020 tot en met 10
augustus2020 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door aan deze [benadeelde partij 2] twee mails te richten met de tekst:
"dat jullie manager morgen door paar hooligans zijn wordt verbouwd en hij mag over zijn schouders heen kijken en ook zijn familieleden en ook zijn winkeltje krijg een wordt veranderd" en "Hij is aan de beurt ik hoop dat levensverzekering hoog is morgen kom ik naar hem toe en dan is het rest in peace. Ik hoop dat hij vrij is anders wordt vingers 1 voor 1 met hamer bewerkt".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de door de officier van justitie geëiste deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte niet de geëiste taakstraf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de taakstraf te matigen dan wel de taakstraf (deels) voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf.
Dreigen met een terroristisch misdrijf is een ernstig, indringend en buitengewoon angstaanjagend delict. Met zijn handelen heeft de verdachte bij de geadresseerden mogelijk en volkomen begrijpelijk gevoelens van angst veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte bijgedragen aan in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Het door de verdachte gepleegde delict kan de samenleving – waaronder in dit geval het functioneren van de Tweede Kamer – ernstig ontwrichten. Als gevolg van de dreigementen van de verdachte is het Binnenhof zelfs enige tijd ontruimd geweest. In een democratisch rechtsstaat moeten volksvertegenwoordigers hun werk onbelemmerd kunnen doen en de rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij dit (voor enige tijd) heeft weten te frustreren. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij rechtstreekse bedreiging heeft geuit jegens minister-president [benadeelde 1] .
De verdachte uitte zijn terroristische dreigementen bovendien in een tijd van maatschappelijke onrust rondom de coronamaatregelen en daarmee heeft hij welbewust olie op een al smeulend vuur gegooid.
Verder heeft de verdachte een manager van een supermarkt bedreigd door middel van twee e-mailberichten. De verdachte heeft in die e-mailberichten niet alleen dreigende teksten geuit jegens de supermarktmanager, maar ook jegens diens familie. Het behoeft geen uitleg dat dit onrust en gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer en zijn familie heeft veroorzaakt.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro-Justitiarapport van drs. S.P. van der Hoorn, GZ-psycholoog, over de verdachte van 18 juni 2021.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis en van ernstige stoornissen in het gebruik van middelen. Daarbij is er tevens sprake van een verstandelijke handicap in de vorm van een licht verstandelijke beperking, en een lichamelijke aandoening, die syncopes (wegrakingen) tot gevolg heeft. De psychische stoornis bestaat al meerdere jaren en de verstandelijke beperking is in aanleg aanwezig. Daarom kan er volgens de psycholoog van uit worden gegaan dat de psychische stoornis en de verstandelijke beperking aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Er zijn voldoende aanknopingspunten om te stellen dat er een sterke relatie bestaat tussen de psychische stoornis en de verstandelijke handicap, en de ten laste gelegde feiten.
Het advies van de psycholoog is om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog kan geen uitspraak doen over de kans op herhaling van de ten laste gelegde feiten. De algemene kans op recidive van geweld wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van emotionele instabiliteit, impulsiviteit, dat voortdurend zijn draagkracht wordt overschreden, zelfoverschatting, en vele lichamelijke en sociale problematiek. Het onvermogen de gevolgen van zijn gedrag te overzien, de onverantwoordelijkheid, de hardnekkige neiging tot middelengebruik waar hij de ernst onvoldoende van inziet, de angst- en paniekklachten, de neiging inadequaat en overmatig een beroep te doen op hulpverleners en de neiging tot
suïcidaal gedrag bij crisismomenten zijn factoren die de kans op agressie verhogen.
Voorts heeft de verdachte in aanleg nauwelijks beschermende functies. Wel is hij gemotiveerd voor ambulante zorg. Hij kan voldoende een behandelrelatie aangaan en hij is bereid om afspraken na te komen. Hij is verder gemotiveerd om te werken.
Volgens de psycholoog maken de hoge recidivekans, de weinig beschermende factoren en de vele situationele factoren, duidelijk dat er beslist een vorm van behandeling en begeleiding nodig is. Met een passend traject lijkt de kans op recidive voldoende hanteerbaar. Behandeling en begeleiding zijn noodzakelijk om algemene recidive op geweld te voorkomen en om het functioneren van de verdachte te verbeteren. Bij voorkeur wordt er gestart met een klinisch traject bij een kliniek voor mensen met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek, zoals De Weerlanden van Fivoor in Den Haag. Aansluitend op een klinische fase kan worden toegewerkt naar een plaatsing binnen begeleid wonen. Bij voorkeur wordt de verdachte geplaatst in een setting voor mensen met een licht verstandelijke beperking, waar actief kan worden gemonitord op middelengebruik en op negatieve beïnvloeding vanuit zijn netwerk. Voor ambulante behandeling kan de verdachte worden aangemeld bij een forensisch FACT-team, bij voorkeur gespecialiseerd in mensen met een licht verstandelijke beperking. Een gedwongen klinische opname ter detoxificatie is een noodzakelijke stok achter de deur.
Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport van de psycholoog op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt de conclusies van de psycholoog en neemt deze dan ook over.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor over de verdachte van 23 juni 2021.
De rapporteur sluit zich op hoofdlijnen aan bij de inhoud van de Pro-Justitiarapportage.
De rapporteur adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden (verkort weergegeven) op te leggen:
  • Meldplicht bij reclassering;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Contactverbod; en
  • Locatieverbod.
De op te leggen straf
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 169 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel wordt een proeftijd van drie jaren gekoppeld met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Dit om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive van strafbare feiten terug te dringen. De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een taakstraf aan de verdachte op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden wordt afgewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden is alleen mogelijk indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bij bewezenverklaring van bedreiging (in dit geval met een terroristisch misdrijf) moet de rechtbank zorgvuldig kijken of die bedreiging ook gepaard is gegaan met lichamelijk geweld. Nu dat niet het geval is, kunnen de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard (als bedoeld in artikel 14e Sr). Vgl. de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 21 juni 2012, ECLI:NL:XX:2012:BX9093, en de Hoge Raad van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8434.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I
bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding II
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
300 (DRIEHONDERD) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
169 (HONDERDNEGENENZESTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met de ministers van de Tweede Kamer, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de buurt van de Tweede Kamer en het Binnenhof te Den Haag, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
-zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich bij aanvang van de proeftijd, 18 augustus 2021, laat vervoeren naar een door GGZ Reclassering Fivoor, Perzikweg 1-7 te Leiden aan te wijzen instelling ter overbrugging van plaatsing in De Weerlanden van Fivoor, althans een soortgelijke intramurale instelling;
- zich tijdens de proeftijd gedurende de periode voor maximaal een jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in De Weerlanden van Fivoor, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van het Forensisch Centrum Fivoor, of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- dat de veroordeelde voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet, zich eenmalig laat opnemen ter bestrijding van die crisis, waarbij de behandeling tevens kan bestaan uit detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten RIBW van Stichting De Brug Katwijk of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, te weten met ingang van 18 augustus 2021.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. M. Warmerdam, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 48).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 23).