ECLI:NL:RBDHA:2021:8848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.7500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: verantwoordelijkheidskwesties en identificatie van de aanvrager

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit bezittende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag, mede omdat hij minderjarig is en zijn geboortedatum niet correct is geregistreerd door de Italiaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft de zaak op 29 juli 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet, dat bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft zijn geboorteakte overgelegd ter onderbouwing van zijn minderjarigheid, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet als identificerend bewijs kan dienen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B.H.M. Brunschot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 20 december 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Bij zijn asielaanvraag heeft hij aangegeven te zijn geboren op [Geb. datum] 2004 en dus minderjarig te zijn. Hij heeft ter onderbouwing zijn geboorteakte overlegd. Bureau Documenten heeft deze onderzocht. Eiser is pas in het bestreden besluit op de hoogte gesteld van dit onderzoek, waardoor hem de gelegenheid is ontnomen om in de besluitvormingsfase te kunnen reageren. Het bestreden besluit is derhalve onzorgvuldig tot stand gekomen. Ook is het onderzoek niet inzichtelijk en concludent. Verder gaat verweerder ten onrechte uit van de informatie verstrekt door de Italiaanse autoriteiten over de leeftijd van eiser. Hij heeft daar de verkeerde leeftijd doorgegeven en heeft daarna niet de mogelijkheid gekregen om het te corrigeren. Gezien de minderjarigheid van eiser, wordt een beroep gedaan op artikel 8 en 6 van de Dublinverordening. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind. Eiser beroept zich ook op artikel 17 van de Dublinverordening. Er kan niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. Hij verwijst hierbij naar een brief van 17 maart 2021, waarin de Italiaanse autoriteiten aangeven dat er in het Italiaanse opvangsysteem geen plek wordt gereserveerd voor Dublinclaimanten. De Italiaanse autoriteiten kunnen en willen eiser dus niet helpen en er valt niet in te zien waar eiser dient te klagen over de opvang en voorzieningen. Verweerder heeft van de Italiaanse autoriteiten geen individuele garanties verkregen dat eiser opvang zal krijgen. Verder heeft eiser nog informatie overlegd omtrent zijn betrokkenheid en integratie in Nederland.
De rechtbank oordeelt als volgt
4. Verweerder mag, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, er in beginsel van uitgaan dat de registratie van eisers geboortedatum zorgvuldig heeft plaatsgevonden. In Italië staat eiser geregistreerd als meerderjarige. Dit is voldoende grond voor verweerder om deze geboortedatum over te nemen. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Hierin is eiser niet geslaagd. De geboorteakte die hij heeft overlegd volstaat niet als bewijs. Conform paragraaf C1/4.3 van de Vc [4] , waaruit blijkt dat een document met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling in ieder geval een goedgelijkende pasfoto moet bevatten, is de geboorteakte van eiser geen identificerend document. Dit betekent dat een contraexpertise overbodig is. Gelet hierop is het bestreden besluit niet onzorgvuldig genomen.
5. Verweerder mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiser maakt niet aannemelijk dat Italië zijn internationale verplichtingen, waaronder de Opvangrichtlijn, niet na zal komen. De door eiser overgelegde brief van de Italiaanse autoriteiten, waarin wordt gesteld dat er geen plekken in het Italiaanse opvangsysteem worden gereserveerd voor Dublinclaimanten, is geen reden om aan te nemen dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Dat er geen specifieke plekken voor Dublinclaimanten worden gereserveerd betekent nog niet dat zij ook geen toegang tot opvangfaciliteiten zouden hebben. Verder is niet gebleken dat eiser bijzonder kwetsbaar is in de zin dat verweerder voor eiser aanvullende garanties had moeten vragen aan de Italiaanse autoriteiten op het gebied van opvang.
6. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek van eiser onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De omstandigheid dat eiser vrijwilligerswerk verricht in Nederland, heeft verweerder niet hoeven aanmerken als een bijzondere, individuele omstandigheid.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Zie onder meer de uitspraken van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134, en 20 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:780.
4.Vreemdelingencirculaire 2000.