ECLI:NL:RBDHA:2021:8848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: verantwoordelijkheidskwesties en identificatie van de aanvrager
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit bezittende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag, mede omdat hij minderjarig is en zijn geboortedatum niet correct is geregistreerd door de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft de zaak op 29 juli 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet, dat bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft zijn geboorteakte overgelegd ter onderbouwing van zijn minderjarigheid, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet als identificerend bewijs kan dienen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.