ECLI:NL:RBDHA:2021:8826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.C. van Zundert, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.J.F.M. Raaijmakers, op 18 november 2020 kennelijk ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2021 behandeld in Breda, waar verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak was gedaan in een aanverwante zaak (NL20.20011), en om die reden het verzoek om voorlopige voorziening heeft afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.