Overwegingen
1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en geboren op [Geb. datum] 1976. Zij is op 25 september 2019 Nederland ingereisd. Op 28 april 2020 heeft zij haar asielaanvraag gedaan.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich in 1995 heeft afgewend van de islam. In 2017 heeft zij zich bekeerd tot het christendom. [Naam 2] , de vader van haar laatste werkgever in Iran, is hiervan op de hoogte. Hij heeft eiseres hiermee gechanteerd en bedreigd omdat zij niet met hem wil trouwen.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Vreemdelingenwet 2000.
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de afvalligheid;
- de bekering tot het christendom;
- de problemen met [Naam 2] .
Verweerder heeft zich in het voornemen en het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de bekering tot het christendom en de problemen met [Naam 2] ongeloofwaardig zijn. Daarnaast heeft verweerder de gestelde problemen als gevolg van de afvalligheid niet aannemelijk geacht. Ten derde heeft eiseres zich volgens verweerder zonder geldige reden niet onverwijld gemeld nadat zij Nederland was ingereisd.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar bekering ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden. Zij voert aan dat niet iedere moslimafvallige christen wordt, maar eiseres is in contact gekomen met een christelijke Filipijnse. Verweerder ziet over het hoofd dat eiseres twee keer heeft ervaren dat de uitnodigingen van anderen, de genoemde Filipijnse en haar partner Ranjabar, eiseres hebben geholpen. Zij voert verder aan dat uit haar vraag om een teken een duidelijke opvatting blijkt dat zij een god wenst die zich om haar bekommert. Haar bezoek aan de kerk in Iran, kort nadat zij dat teken kreeg, heeft zij als een viering ervaren. Zij heeft tijdens het nader gehoor verklaard vanaf haar negentiende levensjaar wel in een god te geloven. Verweerder besteedt geen aandacht aan haar authentieke en alles behalve algemeen verhaal, maar abstraheert daarvan. Eiseres heeft zelf ook geëvangeliseerd. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de problemen met [Naam 2] ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden. Verweerder heeft de bejegening door [Naam 2] automatisch ongeloofwaardig geacht omdat volgens hem de bekering ongeloofwaardig is. In het geval van eiseres heeft [Naam 2] het kerkbezoek en het gesprek met de collega gebruikt voor de seksuele intimidatie van eiseres, maar hij zou elke andere reden die zich voordeed ook hebben kunnen aangrijpen. Daarnaast gaat verweerder ervan uit dat een juridisch oordeel over de geloofwaardigheid van de bekering automatisch consequenties heeft in Iran. Afvalligheid en bekering hebben in Iran dezelfde consequentie, te weten de doodstraf Verder brengt eiseres nog een verklaring van haar broer in over de gestelde problemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De gestelde bekering
Motieven, proces en effecten
5. Verweerder heeft de gestelde bekering ongeloofwaardig geacht omdat deze volgens hem niet is gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Eiseres heeft wel enigszins weten te overtuigen qua kennis en activiteiten, maar volgens verweerder moet meer waarde worden gehecht aan de verklaringen over de motieven voor en het proces van de bekering en ook over het effect van de veranderingen. Op deze laatste drie onderdelen heeft eiseres niet weten te overtuigen, aldus verweerder.
6. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij heeft verklaard dat zij na het teken van god in de kerk op een vrijdag een dienst bijwoonde, terwijl zij ook heeft verklaard op vrijdag de kerk te kunnen bezoeken omdat op vrijdagen geen diensten worden gehouden. Verweerder heeft deze verklaringen van eiser niet ten onrechte inconsistent en onduidelijk kunnen vinden. De nadere stelling van eiseres in beroep dat zij het moment in de kerk wel
als een viering heeft beleefd en de toelichting ter zitting dat het was alsof zij na een bergbeklimming een zware rugzak afzette, maken dat niet anders. Van eiseres mag worden verwacht dat zij overtuigend kan verklaren over het kerkbezoek en haar beleving daarbij omdat zij zich volgens haar verklaringen op dat moment bekeerd en christen voelde.
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet aan die verwachting heeft voldaan. Zeker nu het kerkbezoek volgens eiseres een keerpunt betrof na een periode van zelfisolatie en misère.
7. Verweerder heeft daarnaast tegengeworpen dat eiseres ook oppervlakkig heeft verklaard over waarom het christendom haar aansprak. Deze tegenwerping heeft verweerder niet ten onrechte gemaakt, gelet op eiseres’ verklaring dat zij in het christendom een vader had, haar verklaring over vergeving van zonden door de kruisiging van Jezus en haar opmerkingen in dat verband dat iedereen zondaar is en dat zij is gekozen door Jezus.
8. Verweerder heeft voorts tegengeworpen dat eiseres oppervlakkig en vaag heeft verklaard over het effect van genoemd kerkbezoek en van de bekering. Eiseres heeft verklaard dat zij in de kerk een aparte ervaring had en meer rust en liefde voelde. Daarbij had zij voorafgaand aan haar bekering een hekel aan mensen, maar haar pijn en verdriet verdwenen door god en Jezus. Verweerder heeft op basis van deze verklaringen niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet inzichtelijk maakt wat hierbij haar persoonlijke beleving is en welke betekenis dit voor haar heeft. Ook eiseres’ verklaring dat zij van anderen is gaan houden, dat zij dat blijft doen als haar iets wordt misdaan en dat zij kan vergeven, heeft verweerder niet ten onrechte algemeen en oppervlakkig kunnen noemen.
9. Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet heeft weten te overtuigen over haar motieven voor en het proces en de effecten van de gestelde bekering.
10. Uit de uitspraak2 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 mei 2021 volgt dat ontoereikende verklaringen over één element van de bekering kunnen worden gecompenseerd door toereikende verklaringen over de andere twee elementen. Daarbij staat het verweerder nog steeds vrij om bij zijn beoordeling een doorslaggevend gewicht toe te kennen aan ontoereikende verklaringen van een vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering, maar hij zal dan wel kenbaar moeten motiveren wat hij van de verklaringen over de overige twee elementen vindt en waarom die verklaringen ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren. In dit kader geldt het volgende.
11. Verweerder heeft als pluspunt benoemd dat eiseres over enige kennis van het christendom beschikt, zoals de kennis over het bijbelverhaal van de verloren zoon. Ook is meegenomen dat eiseres aan online bijbelstudie heeft deelgenomen en dat zij is gedoopt. Daarbij is tegengeworpen dat eiseres niet overtuigend heeft kunnen verklaren wat die kennis en activiteiten voor haar persoonlijk betekenen. Zo heeft zij in relatie tot het verhaal van de verloren zoon verklaard dat zij nu rust heeft en dat god van haar houdt, terwijl ze eerst leegte voelde en weinig liefde kreeg. En in relatie tot de doop heeft eiseres verklaard dat dit
moest om haar geloof compleet te maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte deze verklaringen als algemeen en niet overtuigend heeft bestempeld.
12. Eiseres heeft aangevoerd dat zij heeft geëvangeliseerd. Verweerder heeft in dat kader bij zijn standpunt betrokken dat eiseres als vrouw is onderdrukt en een hart heeft voor mensen die zijn onderdrukt, maar dat dat niet inzichtelijk maakt waarom evangeliseren voor haar persoonlijk belangrijk is. Verweerder ziet niet in waarom juist het christendom en, in het verlengde daarvan, evangeliseren voor eiseres de manier is om mensen te helpen. De
rechtbank volgt dat niet. Uit eiseres’ relaas valt op te maken dat zij door de christelijke vrouw van Ranjabar in aanraking is gekomen met het christendom en dat zij door Ranjabar de stap tot bekering heeft gemaakt. Niet duidelijk is waarom dat volgens verweerder niet als een vorm van evangelisatie kan worden aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom verweerder vindt dat het niet inzichtelijk is dat eiseres anderen ook op deze manier wilde helpen. Uit eiseres’ relaas volgt namelijk dat zij ook op die manier is geholpen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende kenbaar overwogen wat hij vindt van de toereikende verklaringen over de kennis en de activiteiten van eiseres in relatie tot de gestelde bekering. Daarbij heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze verklaringen die over eiseres’ motieven en proces niet kunnen compenseren. Eiseres’ inzichtelijke verklaring op het punt van de evangelisatie laat de overige, niet ten onrechte gemaakte tegenwerpingen van verweerder onverlet. De motivering op dit relevante element is voldoende draagkrachtig. De gestelde bekering is niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
14. Mede vanwege de ongeloofwaardig geachte bekering heeft verweerder de gestelde problemen veroorzaakt door [Naam 2] ook ongeloofwaardig geacht. Volgens eiseres is dit een ongegrond automatisme van verweerder. De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft verklaard dat [Naam 2] haar chanteerde met haar bekering. Nu verweerder die bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, ontberen daarom ook de met de bekering verband houdende dreigementen/chantage van [Naam 2] hun grondslag. Deze redenering van verweerder acht de rechtbank navolgbaar en verweerder heeft daarnaast terecht overwogen dat de gestelde werkrelatie niet met enig (indicatief) bewijs is onderbouwd. Eiseres heeft in beroep wel een vertaling van een werkgeversverklaring overgelegd. Deze verklaring, gericht aan de Canadese ambassade, betreft echter geen origineel en is ongedateerd. Uit de verklaring is daarom niet op te maken tot wanneer eiseres werkzaam is geweest bij (de zoon van) [Naam 2] . De vertaling biedt verder ook geen aanwijzing voor de gestelde problemen. Verweerder heeft verder in dit kader tegengeworpen dat het tijdsverloop tussen de inreis op 25 september 2019 en de asielaanvraag op 28 april 2020 afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiseres’ problemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin kan worden gevolgd. Daarbij is de uitleg van eiseres niet aannemelijk dat de problemen zouden kunnen zijn opgelost, als eiseres vanwege het verlopen van haar Franse visum zou moeten terugkeren. Dat eiseres beoogde een visum voor drie maanden te krijgen, kan hieraan niet afdoen omdat eiseres zich ruim na 25 december 2019 nog altijd niet had gemeld. Verweerder heeft verder de door eiseres aan haar afvalligheid ontleende vermoedens over wat haar bij terugkeer te wachten staat niet aannemelijk kunnen achten. Nu de gestelde problemen met [Naam 2] niet alleen vanwege de ongeloofwaardig geachte bekering als ongeloofwaardig zijn aangemerkt, maar ook om de redenen die hiervoor zijn
besproken, kan niet worden gevolgd dat sprake is van een ‘ongegrond automatisme’ van
verweerder.
15. Uit eiseres’ verklaringen blijkt verder niet van een actieve uitdraging van de (geloofwaardig geachte) afvalligheid. Ook blijkt uit haar verklaringen niet dat dit in de toekomst anders zal zijn. De door eiseres aan haar afvalligheid ontleende vermoedens over wat haar bij terugkeer te wachten staat, heeft verweerder niet aannemelijk kunnen achten.
16. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de conclusie van verweerder dat zij zich zonder geldige reden niet onverwijld heeft gemeld nadat zij Nederland is ingereisd. Eerst ter zitting heeft zij verklaard dat ook de coronacrisis tot haar latere aanmelding heeft geleid. Deze verklaring vormt geen geldige reden voor haar late aanmelding. Eind februari 2020 werden de eerste coronagevallen in Nederland vastgesteld waarna maatregelen zijn getroffen. Eiseres was toen reeds vijf maanden in Nederland. Ook als eiseres zou moeten worden gevolgd in haar verklaring dat de gestelde problemen met [Naam 2] zich na verloop van enkele maanden niet oplosten, was er, ook voordat de coronacrisis zich aandiende, ruim voldoende gelegenheid voor eiseres om zich te melden.
17. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.