ECLI:NL:RBDHA:2021:8824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/577375 / HA ZA 19-782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid en inzagerecht in politiegegevens

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser en de politie met betrekking tot overheidsaansprakelijkheid en het recht op inzage in politiegegevens. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G. Blasweiler, heeft de politie aangeklaagd, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.T. Bolt, vanwege vermeende tekortkomingen in de uitvoering van een eerdere uitspraak van de bestuursrechter. De procedure omvatte verschillende incidenten, waaronder verzoeken om inzage in documenten en het bevelen van een deskundigenonderzoek naar de mutaties in de registratiesystemen van de politie. De rechtbank heeft in haar vonnis van 14 juli 2021 geoordeeld dat de politie niet voldoende heeft voldaan aan de inzageverplichtingen en dat er meer documenten beschikbaar zijn die relevant zijn voor de zaak. De rechtbank heeft de politie opgedragen om deze documenten over te leggen en heeft de vorderingen van de eiser in de incidenten afgewezen, met uitzondering van de verplichting om de relevante documenten te verstrekken. De zaak is vervolgens doorverwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/577375 / HA ZA 19-782
Vonnis in de hoofdzaak en de incidenten van 14 juli 2021
in de zaak van
[eiser], te [plaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. S.G. Blasweiler, te Ede,
tegen
DE POLITIE, te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en de politie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 februari 2021;
  • de akte na tussenvonnis van de politie van 3 maart 2021, met producties;
  • de antwoordakte tevens inhoudende incidentele conclusie ex artikel 843a Rv van [eiser] van 14 april 2021, met producties;
  • de antwoordconclusie van de politie van 28 april 2021;
  • de incidentele conclusie ex artikel 218 Rv (e.v.) van [eiser] van 26 mei 2021, met producties;
  • de antwoordconclusie in het incident van de politie van 10 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van het tussenvonnis van 17 februari 2021 (hierna: het tussenvonnis) heeft de politie 79 bladzijden aan registraties/mutaties overgelegd. Een gedeelte hiervan heeft betrekking op de periode tussen 1 maart 2011 en 27 maart 2014 en valt daarmee buiten de voor deze zaak relevante periodes (voor 1 maart 2011 en na 27 maart 2017).
2.2.
In reactie hierop heeft [eiser] zijn stelling dat er over de relevante periodes meer mutaties over hem moeten zijn dan uit de overgelegde bladzijden blijkt gehandhaafd. [eiser] heeft bij incident (i) op de voet van artikel 843a Rv gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat de politie de 60 bladzijden aan mutaties uit het dossier van 140 bladzijden als bedoeld onder r.o. 4.5 van het tussenvonnis moet overleggen.
2.3.
De politie heeft bij antwoordconclusie van 28 april 2021 verweer gevoerd in incident (i).
2.4.
Vervolgens heeft [eiser] in zijn conclusie bij incident (ii) van 26 mei 2021, samengevat, gevorderd dat de rechtbank een deskundigenbericht beveelt, waarbij een ICT-deskundige in bestaande en voormalige registratiesystemen van de politie alle mutaties over [eiser] in kaart brengt en een lijst opstelt van de mutaties over [eiser] die door de politie zijn vernietigd waarop tevens is vermeld wanneer deze vernietiging heeft plaatsgevonden.
2.5.
De politie heeft bij antwoordconclusie van 10 juni 2021 verweer gevoerd in incident (ii).
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure dient te worden beoordeeld of de politie behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan de onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter van 27 juni 2017. In het bijzonder gaat het erom of [eiser] volledig gebruik heeft kunnen maken van zijn uit artikel 25 Wet politiegegevens volgend recht op inzage van de hem betreffende persoonsgegevens in de (toenmalige) politiesystemen, over de periode voorafgaand aan 1 maart 2011 en in de periode vanaf 27 maart 2014 tot het moment van inzage. Reeds gelet op dit beperkte kader is er geen aanleiding voor het gelasten van een deskundigenbericht met betrekking tot alle (vernietigde) mutaties over [eiser] in de politiesystemen. De vordering in incident (ii) voor zover die betrekking heeft op mutaties buiten de periodes waarop onderhavige procedure ziet zal dus worden afgewezen.
2.8.
Met betrekking tot afgifte van een kopie van het dossier van 140 bladzijden over de periode waarop deze procedure ziet wordt het volgende overwogen.
2.9.
De politie heeft onder meer aangevoerd dat het dossier dat aan [eiser] is getoond op 17 augustus en 6 september 2017 niet meer beschikbaar was, zodat zij de mutaties vanuit het bronbestand opnieuw heeft uitgeprint en geanonimiseerd. Hierbij heeft de politie zich - per abuis - niet beperkt tot de bladzijden die betrekking hebben op de voor deze zaak relevante periodes (voorafgaand aan 1 maart 2011 en in de periode vanaf 27 maart 2014 tot het moment van inzage) maar zijn ook mutaties over de tussenliggende periode overgelegd. [eiser] heeft dit laatste ook gesteld in zijn akte van 14 april 2021. De politie heeft aangevoerd dat bij het opnieuw anonimiseren als hiervoor bedoeld herhalingen van stukken tekst (dubbeltellingen) zijn verwijderd. Dit heeft ertoe geleid dat de 140 bladzijden zijn teruggebracht tot de reeds in deze procedure overgelegde 79 bladzijden, aldus de politie.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de politie in het kader van de verzwaarde motiveringsplicht als bedoeld onder 4.6 van het tussenvonnis is gehouden het dossier van 140 bladzijden, waaraan de politie in haar eigen akte heeft gerefereerd, over te leggen. De rechtbank maakt hierbij wederom gebruik van de artikelen 22 Rv en 28 lid 1, sub b, Rv. Vervolgens zal [eiser] zich bij antwoordakte kunnen uitlaten. Hij dient in zijn akte vooral de vraag te beantwoorden of hem voldoende tijd is geboden om stukken uit de relevante periodes in te zien.
2.11.
Het voorgaande brengt mee dat het gevorderde in incident (i) bij gebrek aan belang zal worden afgewezen.
2.12.
De rechtbank zal ten slotte nog oordelen over incident (ii) voor zover het ziet op de periodes waarop onderhavige procedure betrekking heeft. [eiser] heeft, zoals hierover overwogen, in zijn akte van 14 april 2021 voldoende onderbouwd dat er over de voor deze zaak relevante periodes 140 pagina’s beschikbaar zijn. De rechtbank zal bevelen om die pagina’s in het geding te brengen zodat [eiser] ten aanzien van die stukken geen belang heeft bij toewijzing van incident (ii). Hetgeen [eiser] verder heeft aangevoerd is onvoldoende om te veronderstellen dat in de relevante periodes meer stukken met politiegegevens beschikbaar zijn waarop het inzagerecht dat in onderhavige procedure aan de orde is betrekking heeft. De rechtbank zal – voor zover art. 218 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in samenhang met de Wet politiegegevens daarvoor al een grondslag zouden bieden – incident (ii) ook ten aanzien van de relevante periodes afwijzen.
2.13.
Over de proceskosten in de incidenten zal wordt beslist in het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
houdt de beslissing over de proceskosten in beide incidenten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 juli 2021, waarbij de politie bij akte de onder r.o. 2.10 bedoelde 140 bladzijden dient over te leggen en bepaalt dat [eiser] over de inhoud van deze 140 bladzijden geen mededelingen mag doen aan derden;
3.4.
bepaalt dat [eiser] zich bij antwoordakte van 11 augustus 2021 mag uitlaten over deze 140 bladzijden;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter, mr. D. Nobel, op 14 juli 2021.