In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbesteding voor Search-and-Rescue Helicopter Capacity voor de Nederlandse Kustwacht, heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Noordzee Helikopters Nederland B.V. (NHN) en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie, Defensie Materieel Organisatie) (DMO). NHN vorderde onder andere dat DMO de gunningsbeslissing aan Bristow Helicopters Ltd. zou intrekken, omdat zij meende dat de inschrijving van Bristow ongeldig was. NHN stelde dat Bristow een voorwaardelijke inschrijving had gedaan, gebaseerd op een nog niet in werking getreden Luchthavenbesluit, en dat er ten onrechte fictieve kortingen waren toegekend aan Bristow op basis van de gunningscriteria.
De rechtbank oordeelde dat DMO niet gehouden was de inschrijving van Bristow ongeldig te verklaren. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen evident risico was dat het Ontwerp Luchthavenbesluit niet in werking zou treden en dat Bristow aan de vereisten van de aanbestedingsstukken kon voldoen. De rechtbank wees de vorderingen van NHN af en bevestigde de gunningsbeslissing aan Bristow, waarbij werd vastgesteld dat de inschrijving van Bristow op goede gronden was beoordeeld. NHN werd veroordeeld in de proceskosten van zowel DMO als Bristow.