ECLI:NL:RBDHA:2021:8796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.4012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekers, die asielaanvragen hadden ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling zijn genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoekers hebben op 30 april 2021 hun beroep tegen deze beslissing ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, hoewel verzoekers hun beroep hebben ingetrokken, er geen sprake is van tegemoetkomen door de verweerder, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Dit komt doordat de omstandigheden ten tijde van de besluiten van 16 maart 2021 anders waren dan die zich later hebben voorgedaan. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat de verzoekers zich op 3 februari 2021 al bij de Duitse autoriteiten hadden gemeld en dat de terugname door Duitsland op 5 februari 2021 was goedgekeurd. De rechtbank heeft de beslissing op 11 augustus 2021 openbaar gemaakt, en verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4012

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] en [naam], verzoekers

V-nummers: [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluiten van 16 maart 2021 heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Op 30 april 2021 hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat staat in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder heeft desgevraagd in reactie op het verzoek tot vergoeding van de proceskosten aangegeven dat de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling zijn genomen omdat Duitsland op 5 februari 2021 akkoord is gegaan hen terug te nemen. Verzoekers hebben zich op 3 februari 2021 reeds gemeld bij de Duitse autoriteiten, zodat een overdracht niet noodzakelijk was.
Nadien zijn verzoekers Nederland weer ingereisd. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten op 18 maart 2021 opnieuw gevraagd om verzoekers terug te nemen. Op 22 maart 2021 hebben die autoriteiten dit verzoek afgewezen. Hierna hebben verzoekers hun beroep ingetrokken.
Vervolgens heeft verweerder bij brief van 27 mei 2021 aan verzoekers medegedeeld dat zij in beginsel zullen worden toegelaten tot de nationale procedure. Bij brief van 2 juni 2021 zijn de besluiten van 16 maart 2021 alsnog ingetrokken. Volgens verweerder is dat enkel om administratieve redenen gebeurd, niet omdat de besluiten rechtens onjuist waren. Er is daarom geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.
4. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van veranderde omstandigheden die zich ten tijde van de besluiten van 16 maart 2021 nog niet voordeden. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding is om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
5. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.