Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] en [naam], verzoekers
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekers, die asielaanvragen hadden ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling zijn genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoekers hebben op 30 april 2021 hun beroep tegen deze beslissing ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, hoewel verzoekers hun beroep hebben ingetrokken, er geen sprake is van tegemoetkomen door de verweerder, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Dit komt doordat de omstandigheden ten tijde van de besluiten van 16 maart 2021 anders waren dan die zich later hebben voorgedaan. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat de verzoekers zich op 3 februari 2021 al bij de Duitse autoriteiten hadden gemeld en dat de terugname door Duitsland op 5 februari 2021 was goedgekeurd. De rechtbank heeft de beslissing op 11 augustus 2021 openbaar gemaakt, en verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.