In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Iraanse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 3 mei 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep van de eiser en het verzoek om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk Farsi aanwezig geweest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de documenten die de eiser had overgelegd, die afkomstig waren uit het Sana-systeem. Dit systeem stelt gebruikers in staat om juridische documenten elektronisch te ontvangen en te downloaden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de eiser had moeten horen over de manier waarop hij deze documenten had verkregen, en dat de onderbouwing van de staatssecretaris onvoldoende was om te concluderen dat de overgelegde documenten geen originele documenten waren. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat met de uitspraak op het beroep van de eiser al een beslissing was genomen. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.602,-.