ECLI:NL:RBDHA:2021:8793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.6862 en NL21.6863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de authenticiteit van documenten uit het Sana-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Iraanse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 3 mei 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep van de eiser en het verzoek om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk Farsi aanwezig geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de documenten die de eiser had overgelegd, die afkomstig waren uit het Sana-systeem. Dit systeem stelt gebruikers in staat om juridische documenten elektronisch te ontvangen en te downloaden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de eiser had moeten horen over de manier waarop hij deze documenten had verkregen, en dat de onderbouwing van de staatssecretaris onvoldoende was om te concluderen dat de overgelegde documenten geen originele documenten waren. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat met de uitspraak op het beroep van de eiser al een beslissing was genomen. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.602,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.6862 (beroep) en NL21.6863 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 3 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen in de zin dat hij de uitspraak op zijn beroep in Nederland mag afwachten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk Farsi is verschenen L. Moallemzaleh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984. Eiser heeft eerder aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 1 juni 2017 en 29 augustus 2019 afgewezen. Het beroep en hoger beroep tegen die besluiten zijn ongegrond verklaard.
2. Op 4 maart 2021 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het bestreden besluit. Eiser heeft bij zijn aanvraag van 4 mei 2021 de volgende documenten overgelegd:
- oproep van 12 november 2018;
- vonnis van de Iraanse rechtbank van [datum 1] 2020;
- dagvaarding van [datum 2] 2020;
- arrestatiebevel van [datum 3] 2020.
Eiser heeft in het aanvraagformulier toegelicht dat deze documenten door zijn familie in ontvangst zijn genomen en vervolgens aan hem zijn doorgestuurd.
3. In de zienswijze van 29 april 2021 heeft eiser nog overgelegd:
- aanklacht tegen eiser van [datum 4] 2020;
- doorzending van de aanklacht naar politiebureau van [stadsnaam] .
Verder heeft eiser in die zienswijze gesteld dat de documenten afkomstig zijn uit het Sana-systeem, waarbij de burger via elektronische weg op de hoogte wordt gesteld van een juridisch document dat te zijnen aanzien is uitgebracht. Betrokkene ontvangt een sms waarbij hij op de hoogte wordt gesteld van het bestaan van het document. Dit document kan vervolgens worden gedownload en uitgeprint. Eiser, althans zijn zus die destijds eisers simkaart had, is op deze manier aan de overgelegde documenten gekomen. Dit Sana-systeem betekent dat een gerechtelijk stuk niet langer in de originele vorm, zoals traditioneel gebruikelijk was, zal voorkomen, aldus eiser. Eiser heeft verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Iran (het ambtsbericht) van februari 2021, waarin dit systeem staat beschreven.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Bureau Documenten heeft de bij de aanvraag overgelegde documenten beoordeeld op echtheid. Uit dit onderzoek blijkt dat die documenten geen originele documenten zijn maar kopieën. Van kopieën kan de authenticiteit niet worden vastgesteld. Dat eiser via elektronische weg op de hoogte wordt gebracht van eventuele documenten maakt niet duidelijk waarom verweerder deze documenten als originele documenten zou moeten aanmerken. Van de in de zienswijze overgelegde documenten heeft eiser ook slechts kopieën overgelegd. Hiervan kan dus ook de authenticiteit niet worden beoordeeld. Verweerder stelt verder dat hij van horen kon afzien, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden en een gehoor niet noodzakelijk was voor een zorgvuldig besluit.
5.1
De rechtbank overweegt dat uit het genoemde ambtsbericht blijkt dat niet zonder meer kan worden gesteld dat uitdraaien uit het Sana-systeem niet als origineel kunnen worden beschouwd. Op pagina 108 van het ambtsbericht is namelijk het volgende opgenomen:
“Een rechtbank of een kantoor van een openbaar aanklager kan de stukken van een zaak uploaden in het Sana-systeem. Daarbij kan het gaan om aangiftes, dagvaardingen, vonnissen en andere correspondentie in een zaak. De gebruiker ontvangt van iedere wijziging in het Sana-systeem automatisch een notificatie via sms of e-mail. In deze notificatie staat een nummer dat hoort bij het document of de wijziging. Aan de hand daarvan kan de gebruiker het document of de wijziging in het Sana-systeem opzoeken. Volgens een bron zijn de documenten die de gebruiker in het Sana-systeem kan raadplegen en downloaden niet aan te merken als originelen. De gebruiker moet zich wenden tot de desbetreffende organisatie om een gewaarmerkte kopie te kunnen ontvangen. Volgens een andere bron worden alle documenten in het Sana-systeem op grond van de artikelen 1283 en 1286, BW, en de artikelen 92 en 93 van de Law on the Registration of the Official Document wel als originele documenten beschouwd.”
5.2
In de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 19 maart 2021 staat dat alle gegevens op de documenten met een reproductietechniek zijn aangebracht en dat de documenten daarom niet origineel zijn. Over één van de documenten heeft Bureau Documenten opgemerkt dat deze van een barcode is voorzien. Gelet op hetgeen is opgenomen in het ambtsbericht over documenten uit het Sanasysteem is de onderbouwing in deze verklaring van onderzoek van Bureau Documenten onvoldoende om te concluderen dat geen sprake is van originele, of aan originele gelijk te stellen, documenten. De rechtbank kan uit de verklaring van onderzoek niet opmaken of Bureau Documenten heeft kennisgenomen van de informatie uit het ambtsbericht over het Sanasysteem en welke gevolgen deze informatie heeft voor de beoordeling van documenten waarvan wordt gesteld dat deze uit het Sanasysteem afkomstig zijn. Ook is onduidelijk welke conclusies aan een barcode op een document uit het Sana-systeem zouden moeten worden verbonden.
5.3
De informatie uit het ambtsbericht in combinatie met de stellingen van eiser in zijn aanvraag en zienswijze had voor verweerder aanleiding moeten zijn om eiser te horen over de manier waarop hij de documenten heeft verkregen, waarbij ook vragen aan de orde zouden kunnen komen over de huidige beschikbaarheid van de digitale documenten, de eventuele beschikbaarheid van gewaarmerkte kopieën en de inhoud van de overgelegde documenten. Daarna kan verweerder nader beoordelen en motiveren welke waarde aan de door eiser overgelegde documenten moest worden gehecht.
6. De rechtbank is dus van oordeel dan verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
7. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat met deze uitspraak op het beroep van eiser is beslist. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep (NL21.6862) gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (NL21.6863) af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.602,-.
De uitspraak is uitgesproken en aan partijen bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarmee op het beroep is beslist, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak in het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.