ECLI:NL:RBDHA:2021:8763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/612152 / JE RK 21-1194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 21 juli 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016 in Brazilië. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 18 mei 2021 was ingediend. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld van 9 juni 2021 tot 9 juni 2022. Tijdens de zitting op 21 juli 2021, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een aanvullend verzoek van de Raad d.d. 13 juli 2021.

Het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing was gebaseerd op de onveilige thuissituatie van de minderjarige, waarbij sprake was van rolomkering en opvoed- en communicatieproblemen. De ouders hebben ingestemd met de plaatsing van de minderjarige bij de zus van de vader, die bereid is om de zorg op zich te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie voldoende veilig is voor de plaatsing, ondanks dat de pleegzorgscreening nog loopt. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de periode van 21 juli 2021 tot 21 januari 2022, met de nadruk op het belang van stabiliteit en duidelijkheid in de omgang tussen de ouders en de minderjarige.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/612152 / JE RK 21-1194
Datum uitspraak: 21 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 18 mei 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , Brazilië,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
en

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 9 juni 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld van 9 juni 2021 tot 9 juni 2022 en is de behandeling van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 9 juni 2021;
  • het aanvullende verzoek van de Raad d.d. 13 juli 2021.
Op 21 juli 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordigers van de Raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door een gebarentolk.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de periode van zes maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De afgelopen periode is er aanvullend onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om [minderjarige] binnen het netwerk van de ouders te plaatsen. Er zijn verschillende netwerkberaden gehouden. Uiteindelijk heeft [zus van vader] zich gemeld als netwerkpleeggezin en is bereid om samen met haar partner [minderjarige] langdurig op te vangen. De gecertificeerde instelling heeft de zus van de vader aangemeld voor de pleegzorgscreening door de pleegzorginstantie. Beide ouders staan achter deze plaatsing. Op dit moment loopt de screening nog maar het is voldoende veilig om [minderjarige] daar al te kunnen plaatsen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De afgelopen periode is er hard gewerkt. Er zijn vier netwerkberaden geweest en iedereen heeft meegewerkt en zich goed ingezet. In het begin wilde de vader graag nog insteken op het thuis wonen, maar dat bleek toch lastig te realiseren. Uiteindelijk is de keuze gemaakt dat [minderjarige] naar een pleeggezin moest. De zus van de vader heeft toen aangegeven dat ze wilde dat [minderjarige] binnen de familie zou blijven. De keuze is lastig voor de ouders maar is wel het beste voor [minderjarige] . Hierdoor is er meer rust gekomen bij de ouders.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte. De moeder heeft verklaard dat ze achter de plaatsing bij de zus van de vader staat. De vader heeft verklaard dat de ouders de problemen erkennen en verwachten dat door deze keuze de zorgen zullen worden weggenomen en het beste zal worden bereikt voor de ontwikkeling van [minderjarige] .

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
In de thuissituatie gaat het niet goed met [minderjarige] : er is sprake van rolomkering, niet afgestemd contact maken, zelfbepalend gedrag en blootstelling aan escalaties tussen ouders. Er is daarbij sprake van opvoed- en communicatiebeperkingen in combinatie met beperkte leerbaarheid en een neiging tot overbescherming. De vader is ondertussen overbelast geraakt. In de afgelopen periode is in samenwerking met de hulpverlening en het netwerk gekeken welke mogelijkheden er zouden zijn om de situatie van [minderjarige] te keren. Uit de netwerkberaden bleek dat het thans niet haalbaar is om [minderjarige] thuis op te laten groeien met intensieve ondersteuning vanuit het netwerk. De zus van de vader heeft vervolgens aangegeven samen met haar partner [minderjarige] langdurig op te willen en kunnen vangen. De pleegzorgscreening loopt nog maar de situatie is voldoende veilig om [minderjarige] daar te kunnen plaatsen en beide ouders staan achter deze plaatsing. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] om binnen het netwerk bij de zus van de vader te worden geplaatst en zal de machtiging tot uithuisplaatsing bij de zus van de vader daarom toewijzen zoals verzocht. Hierbij is het van belang dat er de komende periode duidelijkheid is over de omgang tussen de ouders en [minderjarige] en er rust en stabiliteit komt voor [minderjarige] . Voor de toekomst (een volgende zitting) wil de kinderrechter geïnformeerd worden over het volgende: wordt er gewerkt aan thuisplaatsing, hoe ziet dat traject er uit, welke hulpverlening aan ouders wordt ingezet (waar moeten ouders aan voldoen) en hoe ziet de omgangsregeling er uit?
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg van 21 juli 2021 tot 21 januari 2022;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.