Op 21 juli 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016 in Brazilië. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 18 mei 2021 was ingediend. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld van 9 juni 2021 tot 9 juni 2022. Tijdens de zitting op 21 juli 2021, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een aanvullend verzoek van de Raad d.d. 13 juli 2021.
Het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing was gebaseerd op de onveilige thuissituatie van de minderjarige, waarbij sprake was van rolomkering en opvoed- en communicatieproblemen. De ouders hebben ingestemd met de plaatsing van de minderjarige bij de zus van de vader, die bereid is om de zorg op zich te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie voldoende veilig is voor de plaatsing, ondanks dat de pleegzorgscreening nog loopt. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de periode van 21 juli 2021 tot 21 januari 2022, met de nadruk op het belang van stabiliteit en duidelijkheid in de omgang tussen de ouders en de minderjarige.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.