ECLI:NL:RBDHA:2021:8700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/18/271 en C/09/18/727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde schuldsaneringsregelingen met schone lei na tekortkomingen

Op 9 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de schuldsaneringsregelingen van twee schuldenaren, geboren in 1980 en 1986. De rechtbank had eerder op 19 juli 2018 de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met mr. A.C.M. Höppener als rechter-commissaris en J.M. Hoogland als bewindvoerder. De bewindvoerder heeft op 2 augustus 2021 de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken, waarna op 9 augustus 2021 een pro forma zitting heeft plaatsgevonden. De rechtbank moest beoordelen of de schuldenaren tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregelingen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar zijn verplichtingen naar behoren is nagekomen, terwijl de schuldenares een tekortkoming had in de nakoming van haar inspanningsverplichting van januari 2019 tot oktober 2020. Ondanks deze tekortkoming oordeelde de rechtbank dat deze te gering was om de schone lei te onthouden, mede gezien de medische omstandigheden van de schuldenares. De rechtbank besloot dat de schuldsaneringsregelingen eindigen met een schone lei en stelde de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.079,43, voor zover de boedel toereikend is. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. van Harten en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier D.D. Elsayed-Vorst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers: C/09/18/[000] R en C09/18/[000] R
uitspraakdatum : 9 augustus 2021
In de schuldsaneringsregelingen van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum]1980 te [geboorteplaats],
en
[schuldenares],geboren op [geboortedatum]1986 te [geboorteplaats],
beiden wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenaren.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 19 juli 2018 is ten aanzien van schuldenaren de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. A.C.M. Höppener tot rechter-commissaris en van, laatstelijk, J.M. Hoogland (Sociaal.nl Schuldsanering), tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw) schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregelingen.
1.3
Vooruitlopend op de behandeling als bedoeld in artikel 352 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij brief van 2 augustus 2021 geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.4
Op 9 augustus 2021 heeft de zitting als bedoeld in artikel 352 Fw pro forma plaatsgevonden.
1.5
De rechtbank heeft hierna vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 19 juli 2021 verstreken. De rechtbank staat daarmee nu voor de vraag of schuldenaren tijdens de schuldsaneringsregelingen, tekort zijn geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regelingen en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaren kan worden toegerekend.
2.2
De rechtbank stelt vast dat schuldenaar de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren is nagekomen.
2.3
Uit de verslaglegging van de bewindvoerder blijkt dat schuldenares een tekortkoming in de nakoming van de inspanningsverplichting heeft laten ontstaan in de periode van januari 2019 tot oktober 2020. Zij was gedurende deze periode voor 16 uur per week door de rechter-commissaris vrijgesteld van haar sollicitatieverplichting, zodat zij voor 20 uur per week diende te werken of aanvullend te solliciteren. Zij heeft gedurende deze periode niet kenbaar gesolliciteerd en heeft weliswaar minimaal 10 uur per week gewerkt en soms meer, maar niet altijd 20 uur per week, zodat sprake is van een tekortkoming.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat deze tekortkoming van schuldenares, alle omstandigheden in aanmerking genomen, te gering is om de zogenoemde “schone lei” aan haar te onthouden, zodat zij deze tekortkoming buiten beschouwing zal laten. Zij weegt hierbij in het bijzonder mee dat schuldenares vanaf oktober 2020 vanwege haar medische gesteldheid wel een vrijstelling van de rechter-commissaris heeft gekregen van haar aanvullende sollicitatieplicht van 10 tot 20 uur per week, zolang zij minimaal 10 uur per week werkzaam is, en het voldoende aannemelijk is dat de medische situatie van schuldenares over de periode van januari 2019 tot oktober 2020 feitelijk in hoge mate vergelijkbaar was. De rechtbank neemt daarbij ook in ogenschouw dat schuldenares de overige verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren is nagekomen.
2.5.
Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen en van zodanige redenen is ook niet gebleken. De rechtbank zal beslissen zoals hierna vermeld. Kort gezegd brengt deze beslissing mee dat de schuldsaneringsregelingen ten aanzien van schuldenaren eindigen met de zogenoemde “schone lei”.
2.6
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen.

3.De beslissing:

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten;
- stelt vast dat schuldenares toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten;
- bepaalt dat deze tekortkoming gezien haar geringe betekenis buiten beschouwing blijft;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregelingen eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen van de schuldenaren eindigen op 19 juli 2021;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.079,43 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting),voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het bedrag aan vastrecht vast op € 1.314,- voor zover de boedel toereikend is;
Gewezen door mr. H.J. van Harten, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2021 in tegenwoordigheid van D.D. Elsayed-Vorst, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.