In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de terugkeerbesluiten en de maatregel van bewaring van een eiser die afkomstig is uit Albanië. De rechtbank heeft op 9 augustus 2021 geoordeeld dat het terugkeerbesluit van 24 juli 2021 rechtmatig is, ondanks de eerdere terugkeerbesluiten van 21 mei 2021. De eiser had beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten, waaronder de maatregel van bewaring, die op grond van de Vreemdelingenwet 2000 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het nieuwe terugkeerbesluit op rechtsgevolg gericht is, omdat daarin is bepaald dat de eiser moet terugkeren naar Albanië, terwijl het land van terugkeer in het eerdere besluit ontbrak. Dit betekent dat er een geldig terugkeerbesluit ten grondslag ligt aan de maatregel van bewaring, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de onrechtmatigheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod beoordeeld. De eiser voerde aan dat hij ernstige medische problemen heeft en dat hij geen adequate behandeling kan krijgen in Albanië. De rechtbank oordeelde echter dat de medische omstandigheden van de eiser niet in de weg staan aan het inreisverbod voor de duur van twee jaar, aangezien er geen bewijs was dat hij een behandeling ondergaat of dat hij niet in zijn land van herkomst kan worden behandeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.