ECLI:NL:RBDHA:2021:8638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/614362 / KG RK 21-797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure betreffende jeugdbescherming

Op 9 augustus 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een civiele procedure tegen de rechter mr. J.J. Peters. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op procedurele en administratieve beslissingen die door de rechter waren genomen, waaronder het voegen van een tweede verzoekschrift bij een eerder verzoekschrift en het al dan niet doorsturen van dat verzoekschrift aan de belanghebbende. De wrakingskamer overwoog dat dergelijke procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. Het verzoek werd dan ook afgewezen.

De procedure begon met een verzoek van de verzoeker om inzage in het dossier van zijn dochter bij de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. Na een aantal zittingen en een tweede verzoekschrift, dat niet als aparte zaak was ingeboekt, diende de verzoeker een wrakingsverzoek in. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2021 waren zowel de verzoeker als de advocaat van de belanghebbende aanwezig, maar de rechter was afwezig. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een schijn van partijdigheid.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2021/48
zaak- /rekestnummer: C/09/614362 / KG RK 21/797
Beslissing van 9 augustus 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.J. Peters,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
  • Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, advocaat mr. E.M. de Lange;
  • [belanghebbende 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 28 juni 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van verzoeker van 29 juni 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 16 juli 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 26 juli 2021 zijn via een videoverbinding verschenen:
- verzoeker;
- mr. E.M. de Lange, advocaat van de belanghebbende Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland.
De belanghebbende [belanghebbende 2] is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/598508/ JE RK 20-2045 tussen verzoeker en de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland.
Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank waarin hij - kort gezegd -verzoekt tot inzage in het dossier van zijn dochter bij Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. Op 22 oktober 2020 stond de zaak van verzoeker op zitting gepland. De behandeling werd vervolgens aangehouden, teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen een advocaat in te schakelen. Op 20 januari 2021 heeft verzoeker een tweede verzoekschrift ingediend dat gelijkluidend is aan het eerder ingediende verzoek.
Op 28 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft verzoeker de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 28 juni 2021, zijn schriftelijke toelichting van 29 juni 2021 en zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
1. Verzoeker is het er niet mee eens dat zijn tweede verzoekschrift van 20 januari 2021 niet als een aparte zaak is ingeboekt, maar is gevoegd bij zijn eerste verzoekschrift. Hierdoor kan verzoeker ten aanzien van zijn tweede verzoekschrift niet meer de proceskosten vorderen en vergoed krijgen.
2. De advocaat van de belanghebbende heeft het tweede verzoekschrift van verzoeker niet gekregen. Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechter heeft gelogen in haar schriftelijke reactie dat het tweede verzoekschrift als bijlage bij de oproeping van de belanghebbende voor de zitting van 28 juni 2021 is gevoegd, aangezien de advocaat van de belanghebbende tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij het tweede verzoekschrift niet heeft ontvangen. Het bovenstaande kan immers niet allebei waar zijn.
3. De zitting van 28 juni 2021 begon om 10.00 uur, terwijl de rechtbank voor verzoeker om 10.30 uur een andere zitting via Skype had ingepland. Er was te weinig tijd gepland voor de zitting.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat de onder 1., 2. en 3. genoemde wrakingsgronden van verzoeker procedurele en administratieve beslissingen betreffen, te weten het ter behandeling voegen van het tweede verzoekschrift van verzoeker bij zijn eerste verzoekschrift, het al dan niet doorsturen van het tweede verzoekschrift van verzoeker aan de belanghebbende en het tijdstip en de duur van de geplande zitting. Procedurele en administratieve beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die die heeft genomen. Hetgeen verzoeker in dit verband in zijn wrakingsverzoek heeft gesteld levert geen aanwijzingen op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de belanghebbenden;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.