ECLI:NL:RBDHA:2021:8637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/614838 / KG RK 21-849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, die eerder een zaak had tegen de Staatssecretaris van Defensie, was van mening dat de rechter, mr. G.P. Kleijn, vooringenomen zou kunnen zijn omdat deze eerder een uitspraak had gedaan in een zaak tussen dezelfde partijen. Verzoeker stelde dat de rechter niet objectief kon zijn, gezien de eerdere uitspraak op 6 maart 2019. De wrakingskamer oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder een vonnis heeft gewezen in een zaak tussen dezelfde partijen, niet automatisch leidt tot de conclusie dat de rechter niet meer onpartijdig is. Er moeten bijzondere omstandigheden zijn die deze conclusie rechtvaardigen, maar daarvan was in dit geval geen sprake. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2021/55
zaak- /rekestnummer: C/09/614838 / KG RK 21/849
Beslissing van 9 augustus 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. Kleijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
De Staatssecretaris van Defensie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 juli 2021;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van verzoeker van 19 juli 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 22 juli 2021;
- de schriftelijke reactie per e-mailbericht van verzoeker van 22 juli 2021 naar aanleiding van de schriftelijke reactie van rechter.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 26 juli 2021 zijn verzoeker, de rechter en de belanghebbende niet verschenen. Zij hebben allen laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR AWB 21/2544 MAW tussen verzoeker en de belanghebbende.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft eerder, te weten op 6 maart 2019, uitspraak gedaan in een zaak van verzoeker tegen de belanghebbende. In de onderhavige hoofdzaak heeft de belanghebbende een beroep gedaan op die uitspraak, terwijl verzoeker van mening is dat die vorige uitspraak thans niet ter zake dienende is. Nu de huidige procedure door dezelfde rechter zal worden behandeld als de eerdere procedure, is verzoeker van mening dat er sprake kan zijn van vooringenomenheid.
2.3.
De rechter heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de wrakingskamer voor wat betreft het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker is van mening dat de rechter vooringenomen zou kunnen zijn omdat hij eerder een zaak heeft behandeld en uitspraak heeft gedaan in een zaak tussen verzoeker en de belanghebbende. Volgens vaste rechtsspraak brengt de enkele omstandigheid dat de rechter eerder vonnis heeft gewezen in een zaak tussen dezelfde partijen echter niet mee dat die rechter naar objectieve maatstaven niet langer vermoed wordt onpartijdig te zijn.
3.3.
Van dit beginsel kan afgeweken worden, indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Van zulke omstandigheden is de wrakingskamer niet gebleken. In zijn schriftelijke reactie van 22 juli 2021 heeft verzoeker aangegeven dat de zaak die thans bij de rechter ter beoordeling ligt een geheel ander verzoek is dan zijn vorige zaak waarin de rechter reeds uitspraak heeft gedaan. In de nieuwe zaak heeft verzoeker nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen. Dat de rechter in de uitspraak van 6 maart 2019 reeds een oordeel heeft gegeven over deze nieuwe feiten en omstandigheden is gesteld noch gebleken. Een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid is niet gebleken. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de belanghebbende;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.