ECLI:NL:RBDHA:2021:8623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/613184 / JE RK 21-1383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een gezinshuis

Op 22 juli 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 8 juni 2021 is ingediend. De kinderen verblijven sinds augustus 2020 in een gezinshuis, waar zij de nodige zorg en ondersteuning ontvangen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in een ernstig verwaarloosde toestand zijn geplaatst en dat zij grote stappen hebben gezet in hun ontwikkeling, maar dat er nog steeds zorgen zijn over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De vader van de kinderen, die in Nederland woont, heeft aangegeven bereid te zijn om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, maar de kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie en de ontwikkeling van de kinderen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk maken.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 30 juli 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 oktober 2021. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de gecertificeerde instelling zich moet inspannen om de contacten tussen de vader en de kinderen uit te breiden en om een eventuele thuisplaatsing van de kinderen mogelijk te maken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/613184 / JE RK 21-1383
Datum uitspraak: 22 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 juni 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] , Italië,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats 2] , Italië,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.C. Peters, gevestigd te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen d.d. 8 juni 2021 van de zijde van de gecertificeerde instelling;
  • de brief met bijlagen d.d. 21 juli 2021 van de zijde van de advocaat van de vader.
Op 22 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk [Mandarijn]
  • mw. [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
  • mw. [partner] van de vader;
  • dhr. [kennis] van de vader.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • De moeder van de kinderen is [de vrouw] Zij is woonachtig in China.
  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, is de vader belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in een gezinshuis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 30 juli 2020 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van 30 juli 2020 tot 30 juli 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening.
  • Het Gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking d.d. 13 januari 2021 de beschikking d.d. 30 juli 2020 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag bekrachtigd.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderen verblijven sinds augustus 2020 in een gezinshuis. De kinderen zijn in ernstig verwaarloosde toestand in het gezinshuis terechtgekomen. Zij hebben het afgelopen jaar grote stappen gezet in hun ontwikkeling. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doen het, zowel in het gezinshuis als op school, erg goed. Sinds mei 2021 krijgt de vader hulp van een Chinees sprekende psycholoog. Er zijn nog steeds zorgen over de kinderen met betrekking tot hun sociaal emotionele ontwikkeling. In mei 2021 is hiervoor speltherapie gestart. Het doel van de speltherapie is dat de kinderen hun emoties beter kunnen herkennen, benoemen en uiten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] spreken de moeder twee keer per week via een videobelverbinding en hun vader een keer per week met een begeleid bezoek door Coach25. De hulpverlening van Coach25 heeft hierbij oog voor culturele verschillen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om ervoor te zorgen dat de kinderen zich verder kunnen blijven ontwikkelen en de benodigde hulpverlening blijven ontvangen. Er is nog veel te doen voordat overgegaan kan worden op een thuisplaatsing van de kinderen bij de vader. De kinderen hebben veel meegemaakt en de vooruitgang in de begeleide bezoeken met de vader is minimaal. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk omdat de vader de kinderen momenteel onvoldoende veiligheid kan bieden in sociaal emotioneel opzicht. Daarnaast zijn de werktijden van de vader onveranderd, waardoor hij weinig beschikbaar zal zijn voor de kinderen. De komende periode dient gewerkt te worden aan het verbeteren van de relatie tussen de vader en de kinderen. Het is daarbij noodzakelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het gezinshuis verblijven, alwaar zij rust, stabiliteit en een veilige omgeving ervaren. De gecertificeerde instelling is voornemens om binnen een half jaar een besluit te nemen over het opvoedperspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Namens de vader is het volgende naar voren gebracht. De vader refereert zich ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling aan het oordeel van de kinderrechter, maar verweert zich ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. Primair wordt verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair wordt verzocht de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur dan verzocht toe te wijzen. Voorafgaand aan de uithuisplaatsing van de kinderen was er sprake van een chaotische situatie in het leven van de betrokkenen. De vader was aangehouden en zat drie maanden in voorlopige hechtenis wegens verdenking van een geweldsincident. De partner van de vader moest alleen voor de kinderen zorgen, terwijl de kinderen als gevolg van het uitbreken van de coronacrisis niet naar school gingen. De vader mist de kinderen. Hij heeft veel inspanningen moeten verrichten om de kinderen naar Nederland te krijgen om hen een beter leven en mooiere toekomst te geven.
Het klemt dat de kinderen door de uithuisplaatsing niet bij een van de ouders en in hun eigen cultuur kunnen opgroeien. Er dient tijdens de begeleide bezoeken tussen de vader en de kinderen ook rekening te worden gehouden met de culturele verschillen tussen China en Nederland. De vader kan, samen met zijn partner en zijn netwerk, de kinderen voldoende veiligheid bieden. Hij is in staat om de kinderen rust en structuur te bieden. Hierdoor is een (langdurige) verlenging van de uithuisplaatsing niet meer noodzakelijk. Het afgelopen jaar zijn hierin voldoende stappen gezet en de vader en zijn partner staan open voor alle hulpverlening en begeleiding die hiervoor nodig is. De vader is buiten zijn werk om beschikbaar voor de kinderen en heeft hierbij ook de hulp van zijn netwerk ingeschakeld. De vooruitgang in de ontwikkeling van de kinderen kan in de thuissituatie bij de vader voortgezet worden.
De vader heeft hierop desgevraagd aangevuld dat hij zijn best wil doen voor de toekomst van de kinderen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daartoe wordt als volgt overwogen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] reeds één jaar in een gezinshuis verblijven, alwaar zij de benodigde rust, structuur en duidelijkheid ontvangen. Gelet op de belaste voorgeschiedenis van de kinderen hebben zij een bovengemiddelde vorm van verzorging en opvoeding nodig. Sinds de kinderen in het gezinshuis verblijven maken zij een positieve groei door in hun ontwikkeling. De blijvende betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk zodat zicht wordt gehouden op de belangen van de kinderen en de reeds lopende hulpverleningstrajecten doorgang zullen blijven vinden. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen voor de duur van drie maanden en aan te houden voor het overige. Om de huidige plaatsing binnen het gezinshuis te continueren is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. De kinderrechter acht het van belang dat de vader, als enige in Nederland wonende ouder, wordt betrokken bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tikt de aanvaardbare termijn om onzekerheid over hun opvoedperspectief te verdragen door en het is belangrijk dat zij hier zo snel mogelijk duidelijkheid over krijgen. Daarom is het van belang dat op korte termijn duidelijk wordt of de vader de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zich kan nemen. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij bereidwillig is en open staat voor alle hulpverlening. Daarnaast heeft hij kennissen aangedragen die, naast zijn partner, betrokken kunnen worden bij de opvoeding van de kinderen indien de vader vanwege zijn werk niet beschikbaar is. Dit acht de kinderrechter positief, maar onvoldoende om, gelet op de ontwikkelingen in de begeleide omgang tussen de vader en de kinderen, op dit moment over te gaan tot thuisplaatsing van de kinderen. De gecertificeerde instelling dient zich in te spannen om een thuisplaatsing mogelijk te maken. Gelet op de huidige vorm en frequentie van de bezoeken is een thuisplaatsing onmogelijk, waardoor de gecertificeerde instelling, met oog voor de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in moet zetten op het uitbreiden van de contacten tussen de vader en de kinderen.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling daarom om twee weken voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke rapportage over te leggen, waaruit volgt wat er concreet gedaan is om een eventuele thuisplaatsing van de kinderen mogelijk te maken. Daarbij dient serieus te worden gekeken naar de mogelijkheden die de advocaat van de vader ter zitting heeft voorgesteld, zoals het inzetten van het netwerk van de vader.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 30 juli 2021 tot 30 juli 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, en verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 30 juli 2021 tot 30 oktober 2021;
houdt de behandeling van het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nader te bepalen terechtzitting,
gelegen vóór 30 oktober 2021;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader, mr. C.C. Peterse;
  • [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] ;
  • mw. [partner] van de vader (als informant);
  • dhr. [kennis] van de vader (als informant);
verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nader te bepalenterechtzitting een schriftelijke rapportage zoals hiervoor beschreven aan de rechtbank en belanghebbenden te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.