ECLI:NL:RBDHA:2021:8610
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Denemarken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van het Dublin-systeem. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat Denemarken haar aanvraag onzorgvuldig zal behandelen, vooral gezien de intrekking van haar verblijfsvergunning en de situatie in Damascus, die door Denemarken als veilig wordt beschouwd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep kennelijk ongegrond is. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de staatssecretaris, terecht heeft aangenomen dat Denemarken de asielaanvraag van eiseres op een zorgvuldige manier zal behandelen. De rechtbank wijst op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland erop mag vertrouwen dat andere EU-lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat dit vertrouwen in het geval van Denemarken niet gerechtvaardigd is.
De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiseres een risico loopt op (indirect) refoulement en dat de asielaanvraag in Denemarken in overeenstemming met de Europese richtlijnen zal worden behandeld. De beroepsgronden van eiseres slagen niet, en het beroep wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.