Geschil11. In geschil is of de diensten van eiseres aan de Stichting uit hoofde van de overeenkomst van opdracht zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
12. Eiseres stelt primair dat op de diensten de onderwijsvrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter o, ten tweede, van de Wet OB in samenhang met artikel 8, eerste lid, letter c, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (het Uitvoeringsbesluit) van toepassing is. De wijze waarop de diensten worden verricht, is niet relevant. Aangezien [bestuurder 1] onderwijsondersteunende diensten verleend, verricht eiseres van omzetbelasting vrijgestelde onderwijsdiensten. Subsidiair stelt eiseres dat op de diensten de vrijstelling voor voordrachten van artikel 11, eerste lid, letter p, van de Wet OB van toepassing is.
13. Verweerder stelt dat de diensten zijn aan te merken als uitlening van personeel. Op dergelijke diensten is de onderwijsvrijstelling noch enige andere vrijstelling van toepassing.
Beoordeling van het geschil
Zijn de prestaties van eiseres aan de Stichting vrijgesteld van omzetbelasting?
14. Eiseres, die primair een beroep doet op de onderwijsvrijstelling en subsidiair de vrijstelling voor voordrachten, dient aannemelijk te maken dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van één van deze vrijstellingen.
15. Art. 132, eerste lid, letter i, van de Btw-richtlijn (voorheen artikel 13 A, eerste lid, letter i, van de Zesde richtlijn) voorziet in een vrijstelling van btw ter zake van het verlenen van onderwijs alsmede ter zake van diensten en goederenleveringen die nauw samenhangen met het verlenen van onderwijs. Artikel 132, eerste lid, letter j van de Btw-richtlijn voorziet in een vrijstelling voor lessen die particulier door docenten worden gegeven en betrekking hebben op het school- of universitair onderwijs. Artikel 11, eerste lid, letter o, van de Wet OB vormt de implementatie van deze bepalingen.
16. Op grond van artikel 11, eerste lid, letter o, ten tweede, van de Wet OB in samenhang met artikel 8, eerste lid, letter c, van het Uitvoeringsbesluit is vrijgesteld van omzetbelasting het verzorgen van onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming, aan personen jonger dan 21 jaar, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, mits de ondernemer met dat onderwijs of daarmee nauw samenhangende diensten of leveringen geen winst beoogd.
17. Noch de Btw-richtlijn, noch de Wet OB bevat evenwel een omschrijving van het begrip “onderwijs”.
18. In algemene zin dient opgemerkt te worden dat uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie volgt dat, binnen de grenzen van de door de vrijstellingen nagestreefde doeleinden en het beginsel van fiscale neutraliteit, de bewoordingen waarin de vrijstellingen zijn omschreven strikt dienen te worden uitgelegd. Dit beginsel van strikte uitleg betekent niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de vrijstellingen van artikel 132 van de Btw-richtlijn zijn gebruikt, aldus moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren.
19. In zijn arrest van 14 juni 2007 heeft het Hof van Justitie onder meer geoordeeld dat de overdracht van kennis en vaardigheden tussen docent en student een belangrijk element is van een onderwijsactiviteit.
20. De activiteiten van eiseres behelzen evenwel niet de overdracht van kennis en vaardigheden aan leerlingen of studenten. De Stichting is immers de afnemer van de diensten van eiseres en niet de leerlingen van [instelling] . Reeds daarom is geen sprake van onderwijs in de zin van de onderwijsvrijstelling.
21. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de diensten van eiseres als nauw met het onderwijs samenhangende diensten zijn aan te merken. Diensten en goederenlevering kunnen alleen worden aangemerkt als nauw samenhangend met het onderwijs als zij daadwerkelijk worden verstrekt als nevenprestatie bij dat onderwijs, dat de hoofdprestatie vormt.Aangezien eiseres een dienst verricht aan de Stichting moet het dus gaan om een dienst die nauw samenhangt met een (vrijgestelde) onderwijsdienst die de Stichting aan [instelling] verricht. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 26 juli 2021 in de met deze zaken samenhangende zaken met de nummers SGR 20/5779,
SGR 20/5780, SGR 20/5781, SGR 20/5782, SGR 21/490 en SGR 21/492 verricht de Stichting evenwel geen (vrijgestelde) onderwijsdiensten aan [instelling] . De diensten van eiseres kunnen daarom ook niet worden aangemerkt als nauw met het onderwijs samenhangende diensten in de zin van de onderwijsvrijstelling.
22. Nu de diensten van eiseres aan de Stichting niet kunnen worden aangemerkt als onderwijs in de zin van de onderwijsvrijstelling en evenmin als nauw met het onderwijs samenhangende diensten, is op die diensten de onderwijsvrijstelling niet van toepassing.
23. Eiseres heeft subsidiair gesteld dat haar diensten aan de Stichting zijn vrijgesteld op grond van de vrijstelling voor voordrachten van artikel 11, eerste lid, letter p, van de Wet OB. Zij heeft deze stelling evenwel niet onderbouwd, zodat deze stelling reeds daarom faalt.
24. Op grond van artikel 67c, eerste lid, van de Awr (tekst 2019) kan de inspecteur aan de belastingplichtige een verzuimboete opleggen van ten hoogste € 5.278, indien de belastingplichtige de belasting welke op aangifte moet worden afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald. Op grond van paragraaf 24, tweede lid, van het BBBB (tekst 2019), legt de inspecteur ter zake van een betalingsverzuim als gevolg van het feit dat er te weinig belasting is aangegeven een boete op van tien procent van de niet binnen de termijn betaalde belasting tot het wettelijke maximum van artikel 67c van de AWR. De boete wordt minimaal gesteld op € 50.
25. Gezien al het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd of op te hoge bedragen zijn vastgesteld. Aangezien eiseres te weinig belasting heeft aangegeven en voldaan, zijn op grond van artikel 67c van de Awr de verzuimboetes terecht opgelegd.
26. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt dient oplegging van een verzuimboete achterwege te blijven. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is.
27. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente naar onjuiste bedragen of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
29. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.