ECLI:NL:RBDHA:2021:8532
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen adviezen van het Octrooicentrum Nederland en de ontvankelijkheid daarvan
In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen adviezen van het Octrooicentrum Nederland, die zijn uitgebracht in het kader van de Rijksoctrooiwet. De adviezen betroffen de vernietigingsgronden van twee octrooien, waarbij de eiser, als octrooihouder, van mening was dat deze adviezen wel degelijk rechtsgevolg hadden. Het bestreden besluit van 20 mei 2020 verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat de adviezen volgens verweerder geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 22 juli 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting, die via een Skype-verbinding plaatsvond, zijn zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, gericht op rechtsgevolg. De rechtbank concludeert dat de adviezen geen besluiten zijn, omdat ze geen rechtsgevolg hebben. De octrooien blijven van kracht, ongeacht de inhoud van de adviezen. De rechtbank wijst erop dat de verandering in rechtspositie pas optreedt na een uitspraak op een ingediende vordering, en dat de adviezen van verweerder niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van verweerder. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.