ECLI:NL:RBDHA:2021:852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
NL20.13386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese lesbische vrouw afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid van seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese vrouw die een verblijfsvergunning voor asiel had aangevraagd. De vrouw, eiseres, stelde dat zij lesbisch is en dat zij in Uganda vanwege haar seksuele geaardheid in gevaar verkeert. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft haar aanvraag echter afgewezen, omdat hij de geloofwaardigheid van haar verklaringen over haar seksuele geaardheid in twijfel trok. De rechtbank heeft de feiten en het proces zorgvuldig overwogen. Eiseres heeft verklaard dat zij in 2019 naar Nederland is gekomen en dat zij in Uganda problemen heeft ondervonden vanwege haar lesbische geaardheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig achtte, maar twijfels had over de geloofwaardigheid van haar seksuele geaardheid. Verweerder vond dat eiseres onvoldoende had aangetoond hoe zij haar seksuele identiteit had ontwikkeld in een land waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Eiseres voerde aan dat haar verklaringen over haar geaardheid authentiek waren en dat zij niet onvoorzichtig was geweest in haar gedrag. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiseres niet overtuigend had verklaard over haar bewustwording van haar seksuele geaardheid en dat zij niet voldoende had aangetoond dat zij in Uganda daadwerkelijk in gevaar zou komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13386

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. drs. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. C.D.G. van IJzendoorn en mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 26 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Hoof.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Ugandese nationaliteit te bezitten. In juni 2019 is zij Nederland ingereisd en heeft zij asiel aangevraagd.
2. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft verklaard dat zij de lesbische geaardheid heeft. Toen eiseres studentenleider was, heeft zij [Naam 2] leren kennen, met wie zij een relatie heeft gekregen. Op enig moment zijn zij samen tijdens een intiem moment betrapt door de pleegmoeder van eiseres. Eiseres is vervolgens samen met [Naam 2] in een gebouw in de buurt een kliniek begonnen. Op enig moment zijn eiseres en [Naam 2] tijdens een intiem moment betrapt door omstanders die door een raam van de kliniek konden kijken. Dit resulteerde in oproer, waardoor eiseres en [Naam 2] zijn gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Echter heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres de lesbische geaardheid heeft. Ook heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres problemen heeft gekregen omdat zij de lesbische geaardheid heeft. Hierbij heeft verweerder onder meer overwogen dat eiseres oppervlakkig heeft verklaard over haar persoonlijke beleving en niet duidelijk heeft gemaakt hoe zij tot aanvaarding van haar seksuele geaardheid is gekomen in een land waar die geaardheid niet wordt aanvaard. Voor wat betreft de gestelde betrappingen heeft verweerder overwogen dat het niet aannemelijk is dat eiseres in een land als Uganda zo onvoorzichtig is geweest als eiseres heeft verklaard.
4. Eiseres voert aan dat zij heeft verklaard over haar geaardheid zoals zij die heeft ervaren. Deze geaardheid was voor haar vanzelfsprekend en zij had hierover geen vragen. Verder had zij een relatie en zat ze psychisch niet in de knoop. Verweerder beschouwt deze verklaringen ten onrechte als ongeloofwaardig omdat deze niet voldoen aan zijn beleidslijn. Ook voert eiseres aan, net als in haar eerder bij verweerder ingediende zienswijze, dat het menselijk is om soms minder oplettend te zijn. Verweerder heeft daarom volgens eiseres ten onrechte niet aannemelijk geacht dat zij kon worden betrapt. Verder voert eiseres aan dat verweerder te weinig acht heeft geslagen op de stukken die zij bij haar zienswijze heeft overgelegd en dat het in de rede had gelegen om haar opnieuw te horen over de manier waarop zij in Nederland omgaat met haar geaardheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij oppervlakkig heeft verklaard over het proces van bewustwording van haar gestelde geaardheid. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiseres heeft verklaard dat zij een worsteling heeft doorgemaakt na het ontdekken van haar geaardheid, maar dat dit zich volgens haar verklaringen heeft beperkt tot de vraag hoe haar omgeving zou reageren. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet van een denkproces bij eiseres over de vraag wat het voor haar betekende om anders te zijn dan de maatschappij van haar verwacht. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit niet rijmt met het feit dat homoseksualiteit in Uganda niet wordt geaccepteerd. Dat eiseres een vaste vriendin had maakt dit niet anders, omdat dit de kijk op homoseksualiteit in de Ugandese samenleving onverlet laat. Dat er bij eiseres sprake zou zijn van schroom om te verklaren vanwege haar culturele achtergrond vindt geen weerslag in het rapport van het nader gehoor.
6. Eiseres wordt niet gevolgd in de stelling dat het beleid van verweerder geen ruimte biedt om op eigen wijze te verklaren over haar gestelde geaardheid. Verweerder heeft de wijze waarop hij de door een vreemdeling gestelde geaardheid beoordeelt neergelegd in zijn Werkinstructie 2019/17
Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd(hierna: de werkinstructie). Hoewel de werkinstructie voorschrijft dat de vreemdeling wordt bevraagd over een aantal vaste thema’s, waaronder het denkproces, wordt er geen vaste vragenlijst gehanteerd en is het uitgangspunt dat iedere vreemdeling uniek is. Volgens de werkinstructie moet het authentieke, individuele verhaal van de vreemdeling boven tafel komen en dient er rekening te worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling.
7. Verder heeft verweerder niet hoeven volgen dat onvoorzichtigheid in een passionele situatie menselijk is en daarom geen afbreuk zou doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde betrappingen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat van eiseres mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van de risico’s die het openbaar uiten van homoseksualiteit in Uganda met zich brengt. Verweerder heeft daarom terecht aan eiseres tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat zij geen voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen toen zij thuis intiem werd met [Naam 2] in de wetenschap dat de huishoudster in het huis aanwezig was. Ook heeft verweerder terecht aan eiseres tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat zij opnieuw geen voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen toen zij in de kliniek intiem werd met [Naam 2].
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder de stukken die zij bij haar zienswijze heeft overgelegd onvoldoende heeft besproken. In het bestreden besluit is verweerder ingegaan op de brief van de gestelde huidige partner van eiseres, [Naam 3], en op de brief van Rainbow Nijmegen. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat brieven van derden wel kunnen dienen als ondersteuning van een gestelde geaardheid, maar onverlet laten dat de vreemdeling daarover zelf overtuigende verklaringen moet afleggen. Met het overleggen van het vreemdelingenidentiteitsbewijs van [Naam 3] heeft eiseres willen onderbouwen dat [Naam 3] met haar samen op dezelfde kamer in het asielzoekerscentrum te Dronten verblijft. Dit heeft echter geen zelfstandige betekenis omdat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bij de plaatsing van vreemdelingen niet toetst aan de geloofwaardigheid van een gestelde relatie.
9. De stelling van eiseres dat zij opnieuw had moeten worden gehoord kan ook niet worden gevolgd. Eiseres wijst erop dat zij sinds het nader gehoor een relatie heeft gekregen en haar contacten met LHBTI-organisaties heeft geïntensiveerd. De omstandigheid dat zij daarover wellicht aanvullend kan verklaren, laat onverlet dat van eiseres wordt verwacht om overtuigende verklaringen af te leggen over het proces van bewustwording van haar gestelde geaardheid. De aangevoerde ontwikkelingen in de situatie van eiseres kunnen er niet aan afdoen dat zij over dat proces onvoldoende heeft verklaard.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres de lesbische geaardheid heeft en daardoor in Uganda in de problemen is gekomen.
11. Ter zitting is er namens eiseres nog gerefereerd aan het verslag
Ongekend onrechtvan de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag van 17 december 2020. Volgens eiseres heeft ook in het vreemdelingenrecht het strikt toepassen van beleid geresulteerd in het verlies van de menselijke maat. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Allereerst wijst de rechtbank erop dat de juridische positie van de vreemdeling die om asiel vraagt niet vergelijkbaar is met die van een ontvanger van toeslagen die zich geconfronteerd ziet met een terugvordering. Ook de beoordelingsruimte van verweerder is anders. Daarbij wijst de rechtbank op de verplichting van de beslissingsautoriteit om met de vreemdeling samen te werken bij het beoordelen van een asielaanvraag zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, tweede volzin, van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn) en op wat hiervoor onder 6. is overwogen over de ruimte binnen de werkinstructie.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.