10.3.1.Zoals onder 6.1 is weergegeven heeft eiser volgens verweerder het oppakken, vasthouden, mishandelen en martelen van Shabiha en burgers door de [militie] of andere aan het FSA verbonden milities gefaciliteerd, doordat hij heeft deelgenomen aan de strijd, aanwezig was bij het oppakken van deze mensen en beeldmaterialen heeft gedeeld via sociale media die verder gaan dan enkele verslaglegging.
Uit de Facebookberichten met foto’s op pagina 10 van het voornemen blijkt volgens verweerder dat eiser wel degelijk banden heeft met de [militie] . Op de eerste foto is eiser te zien, samen met drie andere mannen, met een wapen in de hand en allen in eenzelfde shirt. Uit de andere twee foto’s blijkt volgens verweerder dat dit shirt ook door andere strijders wordt gedragen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat hieruit blijkt dat eiser banden had met de [militie] . Eisers verklaring, dat hij onder dwang op deze foto staat en het shirt ook alleen voor de foto droeg, acht verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk. Dat dit zou blijken uit het feit dat eiser een spijkerbroek draagt, volgt de rechtbank niet. Eiser is namelijk niet de enige persoon op deze foto’s die een spijkerbroek onder het shirt draagt. Voor zover verweerder stelt dat deze foto’s de
personal participationonderbouwen, volgt de rechtbank dit echter niet. Uit deze foto’s kan namelijk geen enkel verband worden gelegd met het oppakken, vasthouden, mishandelen en martelen van Shabiha en burgers.
Uit de Facebookberichten met foto’s op pagina 11 van het voornemen blijkt volgens verweerder dat eiser ook een goede relatie onderhield met enkele prominente strijders van de [militie] . Eiser betwist dat hij deze foto’s heeft geplaatst. Wat daar ook van waar is, deze foto’s tonen ook geen verband met het oppakken, vasthouden, mishandelen en martelen van Shabiha en burgers en kunnen dus niet gelden als onderbouwing van de
personal participationvan eiser.
Uit het Facebookbericht met foto op pagina 12 van het voornemen, afkomstig van het Facebookaccount van eiser, blijkt volgens verweerder dat eiser een goede relatie had met de [militie] en veel tijd bij hen doorbracht. De tekst in dit bericht luidt volgens verweerder als volgt:
“In the hospitality of the [militie] . God protect them.
Don’t believe yourself how much you trust yourself when you see them standing
before you flock to one who is in the front to meet the shabeeha and the zest to
kill them”.
De rechtbank stelt vast dat deze vertaling, blijkens de screenshot van dit bericht, een automatische vertaling betreft. Verweerder stelt niet ten onrechte dat deze foto mede onderbouwt dat eiser een goede band met de [militie] had. De rechtbank volgt verweerder echter niet in zijn standpunt dat uit deze tekst volgt dat de [militie] , dan wel eiser, in verband kan worden gebracht met het martelen en doden van gevangenen, met name de Shabiha. Eiser schrijft weliswaar over de ‘geestdrift’ van de [militie] om Shabiha te doden, maar daaruit volgt nog niet dat het gaat om het doden van gevangenen.
De verwijzing op pagina 12 van het voornemen naar het Twitteraccount van eiser en de foto’s en het Twitterbericht op pagina 13 onderbouwen volgens verweerder de vriendschappelijke band tussen eiser en [persoon] , van wie bekend zou zijn dat hij gruweldaden heeft verricht. Eiser heeft niet betwist dat hij dit Twitterbericht heeft geplaatst. Maar deze foto’s kunnen niet gelden als onderbouwing van de
personal participationvan eiser ten aanzien van het martelen en doden van Shabiha of andere gevangenen.
Op pagina 13 en 14 van het voornemen verwijst verweerder naar berichtgeving van eiser op diens sociale-media-accounts, waaruit zou blijken van een goede band met [strijder] , één van de prominente strijders van de [militie] . Verweerder heeft echter nagelaten om vindplaatsen van deze berichten of screenshots daarvan in het voornemen op te nemen, zodat dit voor de rechtbank niet te controleren is. De verwijzing naar de coverfoto op het Facebookaccount van eiser is onvoldoende, omdat zonder nadere onderbouwing ook daarvan niet te controleren is of de persoon op die foto inderdaad [strijder] is. Nog los daarvan maakt ook eisers gestelde band met [strijder] nog niet dat eiser in verband kan worden gebracht met marteling en executie van gevangenen.
Op pagina 15 van het voornemen gaat verweerder in op arrestaties door de [militie] van Shabiha en andere aanhangers van het Syrische regime. Volgens verweerder blijkt uit eisers verklaringen en de op pagina 15 opgenomen foto’s dat eiser aanwezig was bij deze arrestaties en de daaropvolgende martelingen en executies. Tijdens zijn asielprocedure heeft eiser daarover het volgende verklaard:
“We hebben veel shabiha-leden opgepakt. In de laatste periode ben ik ter dood veroordeeld. Mijn foto is op de televisie van het Syrische regime getoond. Het laatste shabiha-lid dat we hebben opgepakt, behoorde bij de luchtinlichtingendienst.”
De rechtbank stelt vast dat de foto’s op pagina 15 van het voornemen zien op de arrestatie van vier personen die in verband worden gebracht met de dood van een Franse journalist. Ook eiser is op deze foto’s te zien. Hieruit kan echter niet worden opgemaakt welke rol eiser daarbij heeft gespeeld. Eiser heeft hierover tijdens het intrekkingsgehoor zelf verklaard dat hij was gevraagd er bij te zijn om verslag te doen van de arrestatie, maar dat hij niet weet wat er daarvoor of daarna is gebeurd met die personen.De rechtbank acht het voorstelbaar dat de arrestatie van deze personen, gelet op hun vermeende betrokkenheid bij de dood van een Franse journalist, voor de [militie] een belangrijk mediamoment was. Dat eiser daar, vanwege zijn rol als media-activist, bij aanwezig was en ook op de foto staat is dan ook niet vreemd. Daarbij erkent verweerder dat onbekend is wat er met de gearresteerde personen is gebeurd en dat ze mogelijk zijn overgedragen aan de Franse autoriteiten. Gelet hierop onderbouwen deze foto’s dan ook niet de
personal participationvan eiser. Die betrokkenheid blijkt ook niet uit eisers verklaring in de zienswijze, zoals verweerder op pagina 5 van het bestreden besluit stelt. De tekst in de zienswijze die hierover gaat, luidt als volgt:
“Client was niet aanwezig bij een moord of oorlogsproces. Cliënt was uitsluitend 1 keer aanwezig bij de arrestatie van de moordenaars van de Franse journalist. De aanwezigheid van cliënt was in zijn hoedanigheid als media-activist. Bij andere operaties/arrestaties van Shabiha of aanhangers van het regime was cliënt niet aanwezig.
(…)
Het is onjuist dat cliënt betrokken was bij arrestaties, het vasthouden, het mishandelen en het martelen van Shabiha. Uit foto’s waarbij cliënt was, blijkt dat dient daar was als media-activist om de gebeurtenis te documenteren. De betrokkenheid van cliënt bij arrestaties, mishandeling en marteling van deze groep mensen is op geen enkele wijze bewezen.”
Verweerder stelt onterecht dat hieruit volgt dat niet in geschil is dat eiser “aanwezig was bij de arrestaties, het vasthouden en het martelen van Shabiha”. Eiser weerspreekt dat in deze passages uit de zienswijze namelijk stellig. Eiser erkent enkel dat hij aanwezig was bij de arrestatie van de moordenaars van de Franse journalist. Verweerder heeft ook niet nader gemotiveerd op welke manier de enkele aanwezigheid van eiser bij dit persmoment en het verspreiden van informatie door eiser hebben bijgedragen aan het plegen van misdrijven waar het hier om gaat.
De Facebookberichten met foto’s op pagina 16 en 17 van het voornemen tonen volgens verweerder aan dat eiser de misdrijven van de [militie] promootte en zelf ook aanwezig was bij de arrestatie en dood van de Shabiha die op twee van deze foto’s te zien is. De rechtbank stelt vast dat deze Facebookberichten niet zijn geplaatst vanuit het account van eiser, wat verweerder ook erkent. Op basis van de screenshots kan worden vastgesteld dat eiser in ieder geval in enkele van deze berichten is getagd. Dat eiser deze berichten zelf actief verder zou hebben verspreid (gedeeld) heeft verweerder echter niet onderbouwd. Wat daar verder ook van klopt, het enkele feit dat eiser in deze berichten is getagd en deze zou hebben gedeeld, maakt nog niet dat hij bij de gebeurtenissen daarop aanwezig is geweest of de gestelde misdrijven die daarop te zien zouden zijn zou hebben gepromoot. Verweerder stelt zich zonder nadere onderbouwing op het standpunt dat die aanname meer voor de hand ligt dan dat eiser deze beelden zou hebben gedeeld vanuit zijn rol als media-activist. Verweerder stelt weliswaar niet ten onrechte dat deze foto’s niet de misdaden van het Syrische regime aantonen, maar de rechtbank ziet niet in waarom dit dan moet worden gezien als het promoten van het plegen van oorlogsmisdrijven door het FSA en/of de [militie] . Ook heeft verweerder niet nader gemotiveerd op welke wijze het delen van informatie op sociale media door eiser heeft bijgedragen aan het plegen van de misdrijven waarvan wordt verweten dat eiser die heeft gefaciliteerd.
De Facebookberichten, foto’s en YouTube-video’s op pagina 18 en 19 van het voornemen onderbouwen ook niet dat bij eiser sprake is van
personal participationten aanzien van het martelen en executeren van Shabiha en andere gevangenen. Het eerste Facebookbericht op pagina 18 toont eiser slechts in een camouflagepak met een tekst die negatief is bedoeld richting de Syrische president Assad. Op de tweede foto op deze pagina is eiser te zien in een pick-upwagen met achterop een wapen. Eisers verklaring dat hij alleen in de auto zat voor de foto en dat hij niet eens kan autorijden, acht verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig. Met name omdat uit de YouTube-video’s op pagina 19 blijkt dat eiser wel degelijk kan autorijden. Eisers verklaring ter zitting, na daarmee te zijn geconfronteerd, dat deze video’s zijn bewerkt om te doen lijken dat hij daar een auto met wapens bestuurt, komt de rechtbank gekunsteld over en mist verder elke onderbouwing. Ondanks dat de rechtbank eisers verklaring over het niet kunnen autorijden niet volgt, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de tweede foto op pagina 18 als onderbouwing geldt voor
personal participation. Deze foto is namelijk niet gedateerd, zodat niet kan worden opgemaakt of deze is gemaakt vóór of nadat in Syrië sprake was van een intern gewapend conflict.Bovendien blijkt hieruit evenmin dat eiser actief bij de strijd betrokken was en daarmee de marteling en executie van gevangenen zou hebben gefaciliteerd.
De derde foto op pagina 18 van het voornemen en de YouTube-video’s op pagina 19 van het voornemen gaan over de wapensmokkel in december 2011. Verweerders standpunt dat uit de gesprekken die eiser in deze video’s voert volgt dat hij betrokken was bij de strijd, kan de rechtbank bij het ontbreken van een vertaalde transcriptie niet controleren. Verder is van belang dat deze gebeurtenissen dateren van vóórdat in Syrië sprake was van een gewapend conflicten dat verweerder op de zitting heeft bevestigd dat de wapensmokkel niet aan eiser wordt tegengeworpen als 1(F)-misdrijf. Tot slot is van belang dat deze wapensmokkel niet in verband is te brengen met het martelen en executeren van gevangenen.
De rechtbank merkt verder op dat verweerder een wisselend standpunt inneemt over het belang van eisers gestelde deelname aan de strijd voor de beoordeling van
personal participation. In het voornemen is namelijk gesteld dat eiser daarmee de marteling en executie van Shabiha en burgers faciliteerde,terwijl verweerder in het bestreden besluit overweegt dat de omstandigheid dat eiser “niet deel heeft genomen aan de daadwerkelijke strijd” niet afdoet aan zijn wezenlijke bijdrage aan deze misdrijven.In het verweerschrift sluit verweerder echter weer aan bij het standpunt zoals ingenomen in het voornemen.
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat bij eiser sprake is van
personal participationmet betrekking tot het oppakken, vasthouden, mishandelen en martelen van Shabiha en burgers, door het faciliteren van deze misdrijven.
Is sprake van personal participation ten aanzien van het maken van propaganda, het opruien en het verspreiden van het gedachtegoed van een terroristische organisatie?
10.3.2.Zoals onder 6.2 is weergegeven heeft eiser volgens verweerder een ernstig, nietpolitiek misdrijf gepleegd door het maken van propaganda, het opruien en het verspreiden van het gedachtegoed van een terroristische organisatie, te weten IS. Dit heeft eiser volgens verweerder gedaan door het plaatsen en delen van berichten op sociale media en het plaatsen van een oproep om IS naar Homs te doen komen.
Op pagina 20 van het voornemen verwijst verweerder naar promotiemateriaal voor IS dat eiser op zijn Twitteraccount zou hebben geplaatst. Op dit Twitteraccount zou eiser ook beeldmateriaal van door IS gedode Syrische soldaten en aanhangers van het regime hebben geplaatst met teksten erbij die als propaganda moeten worden aangemerkt. Gelet hierop is eisers verklaring, dat hij nooit propaganda voor IS heeft gemaakt, volgens verweerder ongeloofwaardig.
Verweerder heeft echter nagelaten om deze verwijzingen te onderbouwen door het vermelden van concrete links naar de betreffende berichten of het opnemen van screenshots daarvan. Verweerder heeft weliswaar twee Twitteraccounts genoemd die aan eiser zouden toebehoren, maar één van deze accounts is niet langer actief en het andere bevat honderden tweets, voornamelijk in het Arabisch. Hierdoor is het voor de rechtbank niet mogelijk om te controleren welke teksten en welk beeldmateriaal eiser heeft geplaatst en/of gedeeld, wanneer hij dat heeft gedaan en of die teksten en beelden zijn aan te merken als propaganda voor IS.
Verder op pagina 20 van het voornemen verwijst verweerder naar een video die op YouTube is aangetroffen. Van deze video heeft verweerder een screenshot en een vrij vertaalde transcriptie in het voornemen opgenomen. Volgens verweerder roept eiser in deze video IS op om naar Homs te trekken. Uit deze video blijkt volgens verweerder dat eiser zijn steun betuigt ten aanzien van IS en de strijd. Eiser betwist de inhoud van deze video, zoals door verweerder in het voornemen is weergegeven, niet. Eiser betoogt echter dat hij de tekst onder dwang heeft voorgelezen met een geweer tegen zijn hoofd en dat dit ook in zijn stem te horen is. Eiser stelt verder dat hij heeft geprobeerd met de opname te vluchten, dat hij daarbij gewond is geraakt en dat de opname uiteindelijk via een vriend, die daarbij is omgekomen, alsnog in verkeerde handen is gevallen.
De rechtbank stelt vast dat deze video via de genoemde link niet meer te bekijken is, omdat deze door YouTube is verwijderd vanwege schending van de voorwaarden. De rechtbank kan daarom niet controleren of aan eisers stem te horen is dat hij op dat moment werd bedreigd, zoals eiser stelt. De rechtbank is het verder met verweerder eens dat eisers verklaringen over dit incident, waaronder zijn vlucht, niet aannemelijk zijn. Verweerder betrekt daarbij niet ten onrechte dat eiser in zijn verklaringen over dit incident tijdens het intrekkingsgehoor heel veel nieuwe elementen naar voren heeft gebracht, waarover hij ten tijde van zijn asielprocedure niets heeft verklaard. Ook stelt verweerder terecht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de locatie waar dit incident zich zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank is echter van oordeel dat deze enkele video op zichzelf onvoldoende is voor de conclusie dat sprake is van propaganda, het opruien en het verspreiden van het gedachtegoed van een terroristische organisatie. Dit vanwege het ontbreken van meerdere concrete voorbeelden van de aan eiser verweten steun en sympathie voor IS. Ook is de context van deze video onvoldoende duidelijk.
Op pagina 21 van het voornemen verwijst verweerder tot slot naar beeldmateriaal op het Facebookaccount van eiser, waaruit zou blijken dat eiser sympathie heeft voor IS en achter de ideologie van het kalifaat staat. Als voorbeeld heeft verweerder een screenshot opgenomen van een bericht op eisers Facebookaccount van 20 september 2012. Het bericht bevat een foto van eiser met zijn wijsvinger in de lucht. Verweerder stelt, onder verwijzing naar een artikel van
Foreign Affairsvan 3 september 2014,dat een dergelijk gebaar wordt gebruikt door IS-aanhangers als een teken van hun doel/strijd. Eiser ontkent dat dit een teken is dat (exclusief) voor IS geldt. Op de zitting stelt eiser dat het voor veel moslims simpelweg een teken is dat ze in god geloven.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto, met de beperkte motivering van verweerder, niet als onderbouwing kan dienen van eisers gestelde sympathie voor IS. De enkele verwijzing naar (een citaat uit) het artikel van
Foreign Affairsis onvoldoende voor de conclusie dat dit gebaar exclusief wordt gebruikt door aanhangers van IS, dan wel dat eiser het gebaar op deze foto heeft bedoeld als promotie van IS. Daarbij is ook van belang dat eisers uitleg over dit gebaar als teken van geloof in (één) god de rechtbank niet onaannemelijk overkomt. Verweerder heeft verder geen concrete voorbeelden gegeven van beeldmateriaal dat eiser via zijn Facebookaccount zou hebben verspreid ter promotie van (de ideologie van) IS.
Conclusie ten aanzien van personal participation
10.3.3.Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat bij eiser sprake is van
personal participationbij het plegen van oorlogsmisdrijven en ernstige niet-politieke misdrijven. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser veel vreemde, tegenstrijdige, ontwijkende en bagatelliserende verklaringen heeft afgelegd. Dat doet echter niet af aan de zware bewijslast en motiveringsplicht die op verweerder rust. Daarbij is van groot belang dat eiser een media-activist is, voor wie het delen van informatie via sociale media onderdeel is van zijn werkzaamheden. Wanneer verweerder meent dat dergelijke activiteiten moeten worden gezien als het faciliteren dan wel (mede)plegen van 1(F)-misdrijven, moet dat rusten op een zorgvuldige beoordeling en een nauwkeurige motivering. Voor die conclusie bieden de besproken berichten onvoldoende grondslag.
Heeft eiser onjuiste gegevens verstrekt dan wel gegevens achtergehouden, die tot afwijzing van zijn asielverzoek zouden hebben geleid?
11. Eiser betoogt dat hij geen informatie heeft achtergehouden of onjuistheden heeft verklaard. Zijn betrokkenheid bij en relatie met de [militie] was tijdens de asielprocedure bekend bij verweerder. Eiser stelt dat hij zijn betrokkenheid niet heeft gebagatelliseerd. Eiser was en is nog steeds een media-activist en heeft de gebeurtenissen van de revolutie en de oorlog gedocumenteerd. Een media-activist als eiser is voor zijn werkzaamheden afhankelijk van de bescherming door een sterke partij: het regime of de oppositie. Volgens eiser is de enige verandering dat de [militie] nu door de Nederlandse autoriteiten als terreurorganisatie wordt aangemerkt.