ECLI:NL:RBDHA:2021:8493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.8143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen van asielaanvraag wegens ontbreken essentieel document

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Syrische nationaliteit houder. Eiser had op 10 mei 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat eiser niet het originele document van de Ghanese ambassade had overgelegd, waaruit bleek dat hij geen toegang tot Ghana kon verkrijgen. Eiser had wel een digitaal bericht van de ambassade bijgevoegd, maar dit werd door verweerder als onvoldoende beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet is verschenen op de zitting en dat verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat een vreemdeling verplicht is om een volledige aanvraag in te dienen en dat het ontbreken van essentiële documenten kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag. Eiser had meerdere kansen gekregen om het verzuim te herstellen, maar slaagde hier niet in.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet de benodigde informatie had verstrekt. Eiser had in zijn aanvullende gronden aangegeven dat hij inmiddels een nieuwe aanvraag had ingediend met het originele document, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is voor de beoordeling van de huidige procedure. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om eiser te veroordelen in de proceskosten af, omdat de gemachtigde van eiser zijn rechten niet zonder redelijk doel heeft aangewend. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8143

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

ProcesverloopBij besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL20.8144, op 8 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Hij stelt dat hij
Syrië in 2002 heeft verlaten en dat hij zich daarna tot 2019 in Ghana heeft gevestigd. Eiser
heeft op 21 april 2020 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat Ghana voor eiser als veilig derde land kan worden beschouwd. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 5 februari 2021 [1] het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dat besluit staat met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 maart 2021 [2] in rechte vast.
2. Op 10 mei 2021 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft die aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser heeft nagelaten informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag, ook nadat hem de gelegenheid was geboden dit verzuim te herstellen. Eiser heeft volgens verweerder nagelaten het originele bericht van de Ghanese ambassade van 16 april 2021, waaruit blijkt dat eiser geen toegang tot Ghana kan verkrijgen omdat hij niet aan de wettelijke vereisten daarvoor voldoet, over te leggen.
3. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat is nagelaten om te antwoorden op verzoeken om informatie die van belang zijn voor de aanvraag. Eiser beschikte ten tijde van de aanvraag slechts over het e-mail bericht van de Ghanese ambassade en kon niet anders dan dit digitale bericht bij de aanvraag voegen. Het origineel was opgevraagd maar bij de verzending daarvan is door een verkeerd adres vertraging ontstaan. Niet valt in te zien waarom verweerder niet langer kon wachten op de benodigde stukken gelet op de gevolgen voor eiser, die na de afwijzende beslissing de opvang moest verlaten. Uit het bericht van de Ghanese ambassade blijkt dat eiser geen visum verstrekt zal worden omdat hij geen verblijfsrecht heeft in Nederland en hij daarnaast in 2005 en 2015 op frauduleuze wijze Ghanese paspoorten heeft verkregen.
4. De rechtbank overweegt dat een vreemdeling gehouden is om een volledige aanvraag in te dienen. Het moment waarop hij een opvolgende aanvraag indient kan hij zelf kiezen. Verweerder kan overeenkomstig artikel 3.45b van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 de aanvraag buiten behandeling stellen als de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de aan zijn aanvraag ten grondslag liggende elementen (zie de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2019 [3] ).
5. Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag een kopie van een digitaal bericht van de ambassade van Ghana overgelegd, dat naar zeggen van eiser als bijlage in een e-mail op 19 april 2021 aan de gemachtigde van eiser is verstuurd. Eiser stelt dat uit het bericht van de Ghanese ambassade blijkt dat hij geen toegang tot Ghana kan verkrijgen omdat hij niet aan de wettelijke vereisten daarvoor voldoet. Dit impliceert dat de informatie in dit document van wezenlijk belang is voor de aanvraag. Zonder het originele document kan niet worden onderzocht wat de betekenis daarvan is in het kader van nieuwe elementen, bevindingen of documenten en kan dan ook niet worden beoordeeld hoe inhoudelijk op de aanvraag moet worden beslist. Verweerder heeft in zijn voornemen vastgesteld dat eiser het nieuwe document niet in origineel heeft overgelegd. Verweerder heeft eiser vervolgens – voor de tweede maal – in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag binnen tien dagen alsnog te completeren. Vaststaat dat eiser er niet in is geslaagd om binnen de herstelverzuimtermijn het gevraagde originele document alsnog over te leggen. Verweerder heeft dus terecht overwogen dat er geen origineel document van de ambassade van Ghana bij de opvolgende aanvraag is overgelegd.
6. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder de termijn voor het herstellen van het verzuim nogmaals had moeten verlengen. In het door eiser ingediende formulier M35-O wordt gevraagd om ingeval van nieuwe documenten het originele document bij de aanvraag over te leggen. Eiser was er derhalve mee bekend dat het verstrekken van het originele document van wezenlijk belang was voor de beoordeling van zijn opvolgende asielaanvraag. Daarbij komt dat verweerder eiser twee maal in de gelegenheid heeft gesteld om het verzuim te herstellen. De gemachtigde van eiser heeft eerst in de zienswijze van 17 mei 2021, ruim na het indienen van de aanvraag, aangegeven dat hij het originele bericht per diezelfde datum alsnog bij de ambassade heeft opgevraagd terwijl het digitale bericht al van 16 april 2021 dateerde.
7. Verweerder heeft de aanvraag daarom buiten behandeling kunnen stellen op de grond dat eiser heeft nagelaten informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
8. Eiser heeft in de aanvullende gronden verklaard inmiddels een nieuwe aanvraag te hebben ingediend vergezeld van het nieuwe, originele document. De gemachtigde van eiser heeft tevens gesteld dat hij de voorliggende procedure pas zal intrekken na een garantie van verweerder dat die nieuwe aanvraag inhoudelijk zal worden behandeld. Ter zitting heeft verweerder in reactie hierop verklaard de vraag een toezegging te doen over een opvolgende aanvraag als een onethisch verzoek te ervaren. Verweerder is immers gebonden aan de wet en zal een volgende aanvraag beoordelen als die aan de wettelijke vereisten voldoet. Verweerder verzoekt dan ook om eiser onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021 [4] vanwege kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht te veroordelen in de proceskosten omdat het voor eiser duidelijk was dat aan zijn verzoek geen positief gevolg gegeven kon worden.
9. Het verzoek van verweerder om eiser te veroordelen in de proceskosten wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht wijst de rechtbank af. De gemachtigde van eiser heeft zijn rechten niet zodanig zonder redelijk doel aangewend dat dit blijk geeft van kwade trouw. Het handhaven van het beroep onder de gestelde voorwaarde levert geen misbruik van recht op. [5] Dat verweerder de gevraagde garantie als onethisch ervaart maakt dit niet anders.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.NL20.21098
2.202101038/1/V1