ECLI:NL:RBDHA:2021:8490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 21/3686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor Eritrese eiseres op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Eritrese vrouw, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 21 september 2020, waarin haar aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet in staat is gebleken haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar biologische ouders aannemelijk te maken.

Tijdens de zitting op 16 juni 2021 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van haar aanvraag, waaronder een doopakte en een UNHCR-registratie. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze documenten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, onvoldoende bewijs leveren voor de identiteit van eiseres en haar relatie met haar ouders.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overgelegde indicatieve documenten niet overtuigend zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gestelde vader van eiseres niet beschikbaar was voor nader onderzoek op de ambassade in Addis Abeba, wat voor rekening en risico van eiseres komt. Gezien het feit dat eiseres er niet in is geslaagd om haar identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk te maken, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/3686
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiseres,

gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Jansen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 september 2020 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [Naam 2], hierna referent, en [Naam 3], de zoon van referent en de gestelde stiefbroer van eiseres. Als tolk is verschenen mevrouw S.B. Aniania.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten.
2. Op 1 oktober 2018 heeft referent, de gestelde pleegvader van eiseres, namens haar een opvolgende aanvraag ingediend tot verlening van een mvv in het kader van nareis. Daarbij zijn de volgende documenten overgelegd: een doopakte, een kopie van een UNHCR-registratie, een kopie van een vaccinatieboekje en een schoolrapport. Bij besluit van 5 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Referent is op 11 september 2020 gehoord door een ambtelijke commissie.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar beide biologische ouders niet aannemelijk heeft gemaakt met officiële dan wel indicatieve documenten. Omdat eiseres nog geen achttien jaar is neemt verweerder bewijsnood aan voor het niet kunnen overleggen van officiële identiteitsdocumenten. De overgelegde toestemmingsverklaring met kopie van de identiteitskaart van de achterblijvende vader is volgens verweerder onvoldoende om de familierechtelijke relatie met eiseres aannemelijk te maken. Omdat de gestelde vader niet beschikbaar is voor nader onderzoek op de ambassade in Addis Abeba, kan niet worden beoordeeld of hij familie is van eiseres. Daarom kan feitelijke gezinsband tussen referent en eiseres ook niet worden beoordeeld, aldus verweerder.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de in bezwaar overgelegde kopie van de identiteitskaart van haar vader en de daarbij bijbehorende toestemmingsverklaring ten onrechte niet als bewijs heeft gehonoreerd. Zij stelt dat het niet aan haar te wijten is dat haar vader niet beschikbaar is voor onderzoek.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Sinds november 2017 hanteert verweerder een nieuwe vaste gedragslijn voor het beoordelen van nareiszaken. Deze houdt - kort weergegeven - in dat verweerder naast officiële identificerende bewijsmiddelen, ook andere documenten bij zijn beoordeling betrekt, ongeacht of er sprake is van bewijsnood. Indien deze bewijsmiddelen substantieel bewijs leveren voor de identiteit van de vreemdeling en/of zijn familieband met de referent, kunnen deze stukken aanleiding vormen voor verweerder om aanvullend onderzoek te doen. De Afdeling [1] heeft in haar uitspraken van 16 mei 2018 [2] geoordeeld dat deze gedragslijn in overeenstemming is met artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overgelegde indicatieve documenten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende overtuigend zijn om de identiteit en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar biologische ouders aan te tonen. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat Bureau Documenten geen waardeoordeel kan geven over de doopakte, dat de UNHCR-verklaring is opgesteld op basis van de eigen verklaringen van eiseres, dat onduidelijk is welke brondocumenten ten grondslag hebben gelegen aan de kopieën van het vaccinatieboekje en het schoolrapport, dat uit het vaccinatieboekje niet blijkt wie de vader van eiseres is en dat met de toestemmingsverklaring en de kopie van de identiteitskaart van de gestelde vader van eiseres de familieband met eiseres niet is aangetoond. De rechtbank stelt vast dat verweerder de gestelde vader van eiseres tegemoet is gekomen in zijn bewijslast door hem een nader onderzoek aan te bieden op de ambassade in Addis Abeba. De omstandigheid dat hij niet beschikbaar is voor nader onderzoek komt voor rekening en risico van eiseres. De enkele verklaringen van referent en eiseres zijn onvoldoende om de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar biologische ouders wel aannemelijk te achten.
7. Omdat eiseres er niet in is geslaagd haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar biologische ouders aannemelijk te maken kan de aanvraag reeds hierom worden afgewezen. Gelet hierop behoeft de feitelijke gezinsband tussen referent en eiseres geen verdere bespreking.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 28 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
de griffier is buiten staat deze uitspraak
mee te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2018:1508.
3.Richtlijn 2003/86/EG.