Overwegingen omtrent het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
7. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, te weten (samengevat) diefstal met geweldpleging in vereniging en afpersing in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
8. De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van al hetgeen is ten laste gelegd.
De beoordeling van de tenlastelegging
De inhoud van het dossier en de verklaring van de verdachte
Op basis van het dossier, zoals dat ter terechtzitting is besproken, alsmede op grond van de verklaring van de verdachte, dient het volgende als vertrekpunt voor de beoordeling.
9. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en, zakelijk en onder meer, het volgende verklaard:
Op woensdag 9 december 2020, omstreeks 22:05 uur, bevond ik mij in het telkantoor in de Albert Heijn. Vanaf de ingang van de Albert Heijn komt men op de groente en fruitafdeling. Aan het einde van deze afdeling bevindt zich aan de linkerkant een klapdeur. De klapdeur is niet voorzien van een slot en iedereen kan hier doorheen. In de ruimte voorbij de klapdeur bevindt zich aan de linkerkant de deur naar het telkantoor. De deur naar het telkantoor is voorzien van een slot waar men een sleutel voor nodig heeft. Zover ik weet is er maar 1 sleutel in de Albert Heijn om in dit kantoor te komen.
Voordat ik de telruimte in ging heeft mijn collega [slachtoffer 2] in mijn bijzijn de schuifdeuren bij de ingang van de Albert Heijn afgesloten. (…) Vervolgens heeft [slachtoffer 2] vanaf de servicebalie omgeroepen dat de kluisprocedure van start zou gaan. Hierop heb ik de sleutel van het telkantoor gepakt en ben ik samen met [slachtoffer 2] naar het telkantoor gelopen. De kassa lades van de kassa's bevonden zich nog in de kassa's zelf. In het telkantoor bevindt zich ook de kluis. [slachtoffer 2] en ik gingen wisselgeld uit de kluis halen om de kassalades aan te vullen. Om in de kluis te komen moeten wij twee codes invoeren. Wij hadden de eerste code ingevoerd en moesten één minuut wachten totdat wij een tweede code konden invoeren. Na ongeveer 20 seconden hoorde ik een snel en hard geklop op de deur van de telruimte. Het gebeurt vaker dat een collega de ruimte nog in wil op het moment dat wij daar aanwezig zijn. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de deur liep en deze (
sic) De man sprak verder goed Nederlands maar met een Marokkaans accent. Ik vermoed dat hij Turks of Marokkaanse afkomst had.
Ik zag dat de man een mes in zijn hand had en zijn hand en arm waarmee hij het mes vast had voor zich uit stak. Ik zag dat de man ons aanwees met het mes. Ik zag dat het handvat van het mes zwart was. Ik zag dat het blad van het mes ongeveer 15 centimeter groot was en zilverkleurig.
Ik hoorde dat de man probeerde om zijn stem zacht te houden en ik hoorde hem zeggen dat wij naar de grond moesten kijken en op de grond moesten gaan zitten. Ik hoorde dat de man zei dat hij ons in de rug zou snijden als wij iets zouden proberen. Ik hoorde dat de man zei dat wij onze telefoons in moesten leveren. Hierbij hebben wij onze telefoons afgegeven. Ik zag dat de man onze telefoons in zijn zak stopte. Ik vroeg nog of wij onze telefoons terug zouden krijgen. Ik hoorde dat de man zei: "Houd je bek".
Vervolgens zei de man dat wij de code in moesten voeren. [slachtoffer 2] en ik hebben meerdere keren gezegd dat wij moesten wachten op het tijdslot voordat wij de code in konden voeren. Dit deden wij omdat de man herhaaldelijk bleef zeggen dat het lang duurde. De man bleef aandringen dat wij zacht moesten praten. Na het invoeren van de code moesten wij een sleutel pakken om de kluis verder open te draaien. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat ik in de hoek moest gaan staan met mijn handen op mijn rug en niet naar de man mocht kijken. Vervolgens zei de man tegen [slachtoffer 2] dat zij de kluis leeg moest halen. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] het geld uit de kluis haalde. In de kluis lagen ook koopzegels. Ik weet dat de koopzegels voorzien zijn van oplopende nummers. Ik zag dat de man ook een bigshopper tas had meegenomen. Ik weet niet waar hij die tas vandaan had gehaald. Ik weet niet wat het merk van de tas was maar ik weet dat dit niet van de Albert Heijn was. Ik hoorde de man vervolgens vragen welke uitgang hij moest nemen en waar niemand stond. Wij zeiden dat het magazijn druk was en dat hij de hoofduitgang moest nemen. Hierop heeft de man zijn lottotas meegenomen en [slachtoffer 2] en ik de big shopper. Wij moesten deze tas tillen omdat deze veel te zwaar was om alleen te tillen in verband met al het kleine wisselgeld dat in de tas zat. Voor de klapdeur om de winkel in te lopen wilde de man even stoppen om te kijken of daar iemand stond. Vervolgens zijn wij door de klapdeur de winkel ingelopen en sleepte wij de tas achter ons aan. Wij zijn via de klapdeurtjes bij de ingang van de winkel naar buiten gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 2] de sleutel van de hoofdingang bij zich had en de schuifdeuren van de hoofdingang naast de draaideur opende. Na het openen van de deur wilde de man zelf de bigshopper optillen. Ik zag dat de tas uitscheurde. Ik zag dat de man een winkelwagentje pakte van buiten en hoorde dat hij zei dat wij het geld in het winkelwagentje moesten leggen. Nadat het winkelwagentje was ingeladen liep de man het parkeerterrein op en ben ik de winkel ingerend om 112 te bellen. De man heeft tijdens het hele voorval continue het mes vastgehouden. De man heeft herhaaldelijk naar ons gewezen met het mes.
10. Er zijn duidelijke camerabeelden voorhanden, zonder geluid. De tijdsindicatie op de beelden komt overeen met de werkelijke tijd. Op de beelden is het volgende te zien:
De overvaller komt om 21.44 uur, kort voordat de deuren van de winkel voor het publiek worden gesloten, de winkel binnen. Hij is volledig in het zwart gekleed, gemaskerd, en daardoor niet herkenbaar. Hij loopt in een rechte lijn langs de groenteafdeling en gaat door een klapdeur naar een voor het personeel bestemd gedeelte van de winkel. In de gang waarin hij komt bevindt zich de deur naar een koelcel en daartegenover de deur naar de kluisruimte. De overvaller gaat de koelcel in.
11. Om 22.04 uur gaan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de kluisruimte in. Ongeveer 15 seconden daarna komt de overvaller de koelcel uit en klopt op de deur van de kluisruimte. [slachtoffer 2] , die op dat moment het dichtst bij de deur staat, opent de deur en de overvaller gaat de kluisruimte in. Hij houdt een mes in zijn hand.
12. Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , kennelijk onder bedreiging met een mes, de codes op de kluis hebben ingetoetst en de kluis open gaat, wordt [slachtoffer 1] gedwongen in de hoek van de kluisruimte te gaan staan met haar gezicht naar de muur. Vervolgens haalt [slachtoffer 2] de kluis leeg en vult de tassen die de overvaller heeft meegebracht met goederen uit de kluis. De overvaller hangt één tas (een zwarte tas met opschrift “Lotto”) om zijn schouder en tilt een andere tas (een bigshopper met opschrift “Action”) op. De riem van de tas om zijn schouder breekt en valt op de grond. [slachtoffer 2] en de overvaller staan naast elkaar en kijken naar de tassen op de grond.
13. [slachtoffer 1] , die al die tijd in de hoek stond, loopt -kennelijk op instructie van de overvaller- achterwaarts de hoek uit, zonder de overvaller aan te kijken. Vervolgens dragen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de bigshopper om 22.10 uur de kluisruimte uit. Nadat [slachtoffer 2] heeft gekeken of er in de winkel niemand in zicht is, lopen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met de bigschopper (waarvan ieder één handvat draagt) in de richting van de uitgang van de winkel. De overvaller loopt achter hen aan met de schoudertas.
Het aanbieden van zegels ter verzilvering
14. Uit het dossier volgt dat in de periode van 9 december 2020 (de datum van de overval) tot en met 2 januari 2021 bij diverse filialen van Albert Heijn ten minste 16 boekjes ter verzilvering zijn aangeboden waarvan het vermoeden bestaat dat de in die boekjes geplakte zegels afkomstig waren van de overval. Op ten minste 10 van die boekjes is geld uitgekeerd. De personen die deze boekjes hebben ingewisseld zijn (onder meer en voor zover thans van belang) de volgende:
- [naam 3] ;
- [naam 4] ;
- [naam 5] ;
- [naam 6] ;
- [naam 7] .
Telefoongegevens van de verdachte rond het tijdstip van de overval
15. Uit de registratie van de telefoon die de verdachte op de dag van de overval en de dag daarna in gebruik had blijkt (wat de verdachte ook niet heeft betwist) onder meer het volgende:
- tussen 20.27 uur en 22.39 uur wordt alleen dataverkeer gegenereerd, geen gesprekken. Daarbij wordt de zendmast aangestraald die overeenkomt met het adres waar de verdachte toen verbleef;
- de verdachte heeft op de avond van de overval tussen 17.08 uur en 20.10 uur vier keer en daarna twee keer, te weten te 01.04 en 01.06 uur, contact gehad met [naam 7] ;
- de verdachte heeft op de avond van de overval vóór 22.00 uur vier keer, en na 23.00 uur twee keer, contact gehad met [naam 6] ;
- de verdachte heeft op de avond van de overval tussen 18.43 en 18.52 uur contact gehad dan wel gezocht met [naam 8] , en later (na 00.12 uur) nog twee keer. Ook heeft de verdachte op 9 december 2020 te 18.49 uur en eerder meerder contacten gehad met [naam 9] .
16. [naam 8] heeft (blijkens zijn telefoongegevens) op 9 december 2021 te 22.39 en 22.41 uur contact gehad met [naam 9] . Ook [naam 3] heeft die avond te 22.39 uur contact gehad met [naam 9] .
17. In de kelderbox van [naam 9] hebben (blijkens camerabeelden) op 9 december 2020 te 23.13 gedurende 8 minuten drie mannen verbleven, die zijn herkend als [naam 9] , [naam 6] en [naam 7] .
18. In de periode na de overval zijn diverse tapgesprekken via de telefoon van de verdachte geregistreerd. Daarvan zijn de volgende van belang:
Gesprek op 17 januari 2021 met [naam 3] :
Daarin komt onder meer het volgende voor (Y=de verdachte M= [naam 3] ):
(…)
M: wat is gebeurd met je andere nummer
Y: Uh welke
M: die andere
Y: die heb ik toch in de sloot gegooid
M: ohja ollah
Y: ja man
M: ... ntv ... gesproken
Y: nee man maar je mag vragen
M: ja ik heb veel he
Y: hoeveel
M: zeker tien
Y: ewa tien al zelf gedaan of of tien
M: nee nee tien gewoon
Y: ja weet ik maar heb je al geplakt
M: paar is al geplakt
Y: ja toch ik ga na vragen ja
M: ah anders vraag die ander [naam 8]
Y: ja toch ik ga ze allebei vragen
M: zo vraag dan en laat mij weten
Y: ja toch zo wie zo
M: gelijk voor vandaag
Y: uhhh ja toch
M: als het kan zelfde hoi
Gesprek met het telefoonnummer van [naam 7] op 31 januari 2021
In dit gesprek, waaraan kennelijk meerdere personen deelnemen (de namen [naam 8] en [naam 6] worden genoemd), komen de volgende passages voor:
(..)
het waren drie boekjes
jajaja
waar is de vierde jij zegt vier
ja dat dacht ik
oho ook dat nog
wat hij net zei wat wat [naam 8] net zei
nee hij mist pagina's, mist pagina's
Ja maar daarvoor heb toch die ding gepakt
ja maar ik heb geen boekje een hele boekje al minder
ja die plak/pak je dan toch
ja maar dat is toch geen logica ik heb heel vaak gepakt/geplakt dat is geen een boekje dat zijn vierhonderd zegels
[naam 8] zei Bonkoe voor twee drie boekjes toch en die rollen
pak maar ... ntv ... maar honderd of zo gepakt ik dacht 1 pagina, 2 pagina.'s
hou is twee seconde vast
een half boekje is leeg
stel vraag eens aan [naam 8] wat hij net zei
Een half boekje is leeg [naam 8] ?
Hic: ja ik wou, ik wou die pakken die zegels voor een half boekje die leeg was
ja hij pakt voor
[naam 8] daar drie
ja ik heb nu drie nu ongeveer volledig/
[naam 8] : broer geef hem vier donnies
nee pak een goeie hand van 400 stuks of zo
(…)
Wat wat wat?
[naam 8] : geef hem vier donnies pak die drie boekjes klaar die drie boekjes
Ja sellie wil je dat?
[naam 8] : die drie boekjes zijn zo wie zo
ja doe dat doe dat maar
Nee maar nee maar en die twee twee dingen dan die twee losse
[naam 8] : ja die kost gewoon vier donnies die drie boekjes is zo wie zo voor de kanker drie boekjes zijn niks
ja dus wat jij nu zegt is zelfde prijs alleen met boekjes ben je gek man
[naam 8] : Ja hij gaat die boekjes anders toch weggooien geef hem tweevijftig voor die boekjes twee euro vijftig max
praat met Sellie maar dat kan ook niet wat jij zegt zo wie zo
... ntv ..
Hij zegt tegen hem of geef hem ... ntv ... of niks
[naam 8] : oke goeie pak een goeie hand dan kan ik ... ntv... r
ja want neffo nee nee nee kijk luister jij jij kijk want
[naam 8] hij weet niet dat we hebben gepakt dus pak deze zeg deze dat derde boekje is nog leeg
Pak 400 stuks
sorry is goed oke ... ntv ... voor bankoe
ja ja ja maar 400 ik wil precies hebben anders ben ik ook genaaid
Wat?
echt één hele boekje vol dus vierhonderd stuks moet zo wie zo
Wij gaan toch niks kunnen met die die ene
(…)
Gesprek met het telefoonnummer van [naam 6] op 1 februari 2021
De weergave van dit gesprek is als volgt geregistreerd:
(…)
[verdachte] heeft het over 2 of vier stuks NNM reageert met eentje alles en [verdachte] zegt dan hoeveel 5 stuks NNM zegt we zijn nu bezig met twee boekjes begin eerst met twee anders wordt het chaos
(…)
19. De verdachte heeft op 19 januari 2021 een contante storting op zijn rekening gedaan van € 6.850,-.
20. In de nacht van 1 op 2 februari 2021 heeft de verdachte een bedrag van € 12.000,- overgemaakt naar de rekening van [slachtoffer 2] , die dat bedrag binnen vijf minuten weer heeft teruggestort.
21. [slachtoffer 2] heeft op 17 december 2020 een Louis Vuitton tas gekocht voor een bedrag van € 1.100,-. Het geld daarvoor heeft zij van de verdachte gekregen.
Verklaringen van medeverdachten
22. Tegenover de politie zijn door de volgende personen verklaringen afgelegd die (samengevat en onder meer) het volgende inhouden:
23. Hij erkent dat hij meerdere malen boekjes met zegels heeft aangeboden. Hij heeft de zegels gekocht van de verdachte, die ze hem heeft aangeboden. De verdachte heeft hem verteld dat de zegels buit waren gemaakt bij een diefstal bij Albert Heijn. De verdachte heeft gezegd dat hij de nummers er af moest knippen zodat niet kon worden gecontroleerd waar ze vandaan kwamen. Hij ( [naam 3] ) wist dat de zegels van de diefstal bij Albert Heijn aan het [naam 2] kwamen. De verdachte heeft hem niet verteld dat hij de overval heeft gepleegd.
24. Zij heeft boekjes met zegels ingeleverd, maar zij heeft niets met de overval te maken. Zij heeft de boekjes van [naam 3] gekregen. Hij vroeg haar ze ter verzilvering aan te bieden. [naam 3] zei dat ze van een overval kwamen en dat hij wist wie de overval heeft gepleegd. Dat was een jongen genaamd JB. De vriendin van JB werkt daar en die heeft een beetje meegeholpen. Dat zou een Turks meisje zijn. Het is een jongen uit Leidschendam en hij had samen met zijn vriendin die daar werkt de overval gepland. Zij weet wel dat [verdachte] heet.
25. Zij heeft zich in haar eerste verhoor (op 3 februari 2021) op haar zwijgrecht beroepen. Op 9 maart 2021 heeft zij een verklaring afgelegd die op het volgende neerkomt:
26. Een week voordat de overval plaatsvond stond [verdachte] ) voor de deur van de winkel, als overvaller gekleed. Zij schrok daarvan en draaide de deur dicht. Zij herkende hem toen niet, maar achteraf vertelde [verdachte] dat hij dat was. Hij had al eens eerder over een overval gesproken en dat hij zoiets zou willen doen. Hij gaf aan dat hij dat zou willen doen maar zij zei dat zij dat niet wilde.
27. Tijdens de overval op 9 december 2020 wist zij van niets. Zij dacht dat hij (de verdachte) het niet meer zou doen. De volgende dag heeft hij haar verteld dat hij het was. Op het moment zelf wist zij dat niet. Zij wist niet dat hij zou komen. Zij heeft hem niet herkend, ook niet aan zijn stem.
De verklaring van de verdachte
28. De verdachte heeft ter terechtzitting (samengevat en onder meer) het volgende verklaard:
- op de avond van de overval is hij gaan hardlopen. Hij heeft zijn telefoon thuisgelaten, want dat deed hij de laatste tijd. Daarom heeft de telefoon tussen 20.27 uur en 22.39 uur alleen dataverkeer gegenereerd via de thuismast;
- tijdens het hardlopen heeft hij in supermarkt Happy te Leidschendam een flesje drank gekocht en dat contactloos betaald met zijn bankpas;
- het is juist dat hij met diverse personen die blijken zegels te hebben ingewisseld via de telefoon heeft gesproken over zegels van Albert Heijn, en het inplakken daarvan in boekjes. Dat deed hij in het kader van een eigen opsporingsonderzoek naar de dader, zodat die excuses aan [slachtoffer 2] zou gaan aanbieden;
- de geldbedragen waarover hij in de periode na de overval beschikte had hij deels onder zich voor familieleden, deels gespaard. Tot dat laatste was hij in staat, ondanks de hoogte van zijn inkomsten van nog geen € 1.000,- per maand.
Beoordeling van de bewijsvraag
29. Op grond van al hetgeen in het voorgaande is gerelateerd neemt de rechtbank als vaststaand aan dat meerdere personen iets te maken hebben met de overval op de supermarkt van Albert Heijn op 9 december 2020, hetzij voordat die overval plaatsvond, hetzij tijdens, hetzij daarna. Op grond van wat er feitelijk heeft plaatsgevonden, volgend uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de registratie op de camerabeelden, kan het niet anders zijn dan dat door een medewerker van Albert Heijn met kennis van de kluisprocedure aan één of meerdere personen (onder wie naar valt aan te nemen in elk geval de overvaller) inlichtingen zijn verstrekt omtrent de wijze waarop die avond de kluisprocedure zou plaatsvinden. Zonder dergelijke inlichtingen is het niet voorstelbaar dat de overvaller precies wist op welk tijdstip hij waar moest zijn, dat hij zich tijdelijk in de koelcel tegenover de kluisruimte kon verstoppen, en dat hij ook wist dat hij in de kluisruimte twee jonge vrouwen zou aantreffen van wie weinig tot geen weerstand viel te verwachten. Uit de camerabeelden blijkt een opvallend verschil in de rol en de behandeling van enerzijds [slachtoffer 2] en anderzijds [slachtoffer 1] . Om te beginnen was het [slachtoffer 2] die de deur opendeed nadat de overvaller had geklopt. Voorts kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer 1] direct nadat haar diensten (voor het openen van de kluis) niet meer nodig waren, in de hoek moest gaan staan en de overvaller niet meer mocht aankijken. Geheel anders was de benadering van [slachtoffer 2] . Zij hielp bij het vullen van de tassen en pleegde -naar het lijkt- overleg met de overvaller toen bleek dat door de zwaarte van het mee te nemen materiaal en het breken van het hengsel van een tas het voor de overvaller niet mogelijk was om zonder hulp met medeneming van de tassen de kluisruimte te verlaten. Pas op dat moment moest [slachtoffer 1] de hoek komen om mee te helpen dragen, waarbij de overvaller er op toezag dat zij met haar rug naar hem toe bleef staan. Datzelfde gold niet voor [slachtoffer 2] , die met de borst vooruit richting de overvaller stond en bleef staan. Het heeft er daarom alle schijn van dat de overvaller er anders dan bij [slachtoffer 1] - niet in het minst beducht voor was dat [slachtoffer 2] hem zou herkennen. Daarmee zijn belangrijke indicaties gegeven voor de betrokkenheid van [slachtoffer 2] bij de voorbereiding en de uitvoering van de overval.
30. Thans overgaande tot de beoordeling van de vraag of jegens de verdachte wel of niet bewezen kan worden verklaard wat hem is ten laste gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
31. De officier van justitie heeft betoogd dat de rechtbank tot een dergelijke bewezenverklaring zou moeten komen, en wel op de grond dat bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die op 9 december 2020 als overvaller in de supermarkt is geweest.
Was de verdachte de overvaller?
32. De verdachte heeft zich, ter ondersteuning van zijn ontkenning dat hij de overvaller was, beroepen op de omstandigheid dat hij aan het hardlopen was en op de betaling met zijn bankpas in de supermarkt Happy rond het tijdstip van de overval. Die beide omstandigheden verschaffen de verdachte evenwel nog geen sluitend alibi. Nu zijn telefoon thuis lag (waarvan de rechtbank uitgaat) kan uit telefoongegevens niet blijken dat de verdachte in de supermarkt was, maar ook niet waar hij dan wel was. De contactloze betaling met zijn pas (die eveneens vaststaat) wil niet zeggen dat het de verdachte zelf was die deze betaling heeft verricht. Op grond van een en ander kan dan ook worden bevestigd noch uitgesloten dat de verdachte op het tijdstip van de overval in of in de buurt van de supermarkt was.
33. Voor de aanwezigheid van de verdachte als overvaller in de supermarkt is geen direct bewijs voorhanden. De verdachte is niet te herkennen op de camerabeelden en niemand verklaart dat hij of zij de verdachte ter plaatse heeft herkend als de overvaller. Van forensisch bewijs in de vorm van (DNA) sporen is ook geen sprake. De vraag is dan ook of er voldoende indirect bewijs voorhanden is om de verdachte wettig en overtuigend aan te merken als de overvaller.
34. De officier van justitie heeft betoogd dat bewijs kan worden ontleend aan de verklaringen van [slachtoffer 2] , [naam 3] en [naam 5] . Die verklaringen houden evenwel niet meer en anders in dan indirecte wetenschap (namelijk van een ander verkregen) omtrent betrokkenheid van de verdachte bij de overval. Dat is op zich al een niet zeer sterke basis voor bewijsvoering, maar daar komt bij dat de verklaringen van [naam 3] en [slachtoffer 2] niet op voorhand als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Het is, op grond van de tapgesprekken en telefoongegevens, duidelijk dat ook [naam 3] in elk geval enige rol heeft gespeeld bij de overval (zij het dat niet precies duidelijk is geworden welke) zodat iedere verklaring van hem daaromtrent met reserve moet worden bezien. Voor [slachtoffer 2] geldt dat ook, en daar komt bij dat haar verklaring in elk geval al volstrekt ongeloofwaardig is voor zover zij beweert dat zij haar eigen vriend (van wie zij naar eigen zeggen zelfs wist dat die met plannen rondliep om een overval op de desbetreffende Albert Heijn te plegen) tijdens de overval niet heeft herkend.
35. De verklaringen van de zojuist genoemden zijn dan ook onvoldoende om tot het bewijs te komen dat het de verdachte was, en geen ander, die de overval feitelijk heeft gepleegd. Dat wordt niet anders door, zoals de officier van justitie heeft gedaan, te wijzen op de overige omstandigheden die in het vorenstaande al zijn genoemd. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de verklaring die de verdachte geeft voor de tapgesprekken waarin wordt gesproken over boekjes met zegels ongeloofwaardig is, gelet op de precieze bewoordingen van die gesprekken, die op een duidelijke betrokkenheid van de verdachte bij het verzilveren daarvan wijzen. Ook de telefonische contacten van de verdachte voor en na de overval en zijn uitgavenpatroon in de periode daarna geven te denken, maar leveren, ook in combinatie met elkaar, niet het sluitende wettig bewijs op dat de verdachte de overvaller was. Dat wettig bewijs is er dan ook niet. Aan het uitspreken van een oordeel over de overtuiging daaromtrent komt de rechtbank niet toe.
Kunnen de feiten overigens worden bewezen?
36. Ook als -zoals de rechtbank doet- wordt geoordeeld dat niet wettig bewezen is dat de verdachte de overvaller was, dan zou toch tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kunnen worden gekomen op de grond dat de verdachte, hoewel niet de overvaller zelf, niettemin wettig en overtuigend kan gelden als medepleger van die feiten. De officier van justitie heeft deze variant niet (ook niet subsidiair) besproken, zodat de rechtbank daar ambtshalve op zal ingaan.
37. Voor medeplegen aan een strafbaar feit is ten minste vereist dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
38. Zoals uit het vorenstaande volgt acht de rechtbank aannemelijk dat er meerdere personen bij de voorbereiding en uitvoering van de overval op 9 december 2020 betrokken zijn geweest, wat betekent dat er een vorm van samenwerking heeft plaatsgevonden. Dat volgt onder meer uit het verschaffen van gegevens door een medewerker van de winkel, naar het zich laat aanzien [slachtoffer 2] , uit de telefoongegevens van de verdachte en anderen op de desbetreffende avond, het inwisselen van zegels door meerdere personen en de geregistreerde tapgesprekken. Wat de precieze rol van de verschillende betrokkenen is geweest is evenwel onduidelijk gebleven. Dat komt vooral omdat zij weinig of niets dan wel niet geloofwaardig hebben verklaard omtrent hun rol en/of de rol van anderen. Aannemelijk is dat meerdere personen (waaronder in elk geval de verdachte, [slachtoffer 2] en [naam 3] ) veel meer weten dan zij wensen te verklaren. Maar nu zij geen verder inzicht verschaffen is onvoldoende bewijs voorhanden om wettig en overtuigend vast te stellen dat er een op de overval gerichte bewuste en nauwe samenwerking tussen hen was.
39. De slotsom is dat de verdachte zal worden vrijgesproken van al hetgeen hem is ten laste gelegd.