ECLI:NL:RBDHA:2021:8449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/1491
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidievaststelling op grond van de NOW 1.0 en de gevolgen van loonsomverlaging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de subsidievaststelling op grond van de NOW 1.0. Eiser, een eenmanszaak genaamd Restaurant De Jonker, had een tegemoetkoming in de loonkosten aangevraagd vanwege een verwacht omzetverlies door de coronamaatregelen. De definitieve tegemoetkoming werd vastgesteld op € 139,-, terwijl het UWV een te veel betaald voorschot van € 12.881,- terugvorderde. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de loonsom van vier personeelsleden die in januari 2020 hun arbeidsovereenkomst hadden opgezegd, ten onrechte was meegenomen in de berekening van de subsidie. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de subsidie correct was uitgevoerd volgens de bepalingen van de NOW 1.0. De rechtbank concludeerde dat de loonsom over de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2020 lager was dan driemaal de loonsom over januari 2020, wat leidde tot een verlaging van de subsidie. De rechtbank zag geen aanleiding om af te wijken van de wetgeving en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2021 in de zaak tussen

Jhr. [eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats] , eiser
(gemachtigde: H.C. Ekker),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 1.0) vastgesteld op € 139,- en het volgens verweerder te veel betaalde voorschot ten bedrage van € 12.881,- van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 11 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om inhoudelijk te reageren op de ter zitting gestelde vragen. Dit heeft verweerder gedaan aan de hand van een schriftelijke reactie van 6 juli 2021. Eiser heeft hierop bij brief van 11 juli 2021 gereageerd.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.

Overwegingen

1.1
Op 17 april 2020 heeft eiser namens zijn eenmanszaak Restaurant De Jonker een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1.0 aangevraagd in verband met een verwacht omzetverlies van 35% vanaf 1 april 2020. Bij besluit van 20 april 2020 heeft verweerder aan eiser een tegemoetkoming toegekend van € 16.273,-, waarvan
€ 13.020,- als voorschot is uitbetaald. Voornoemde bedragen zijn berekend op basis van het verwachte omzetverlies over de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020. Eiser heeft tegen het besluit van 20 april 2020 geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2
Op 19 november 2020 heeft de gemachtigde namens eiser de definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de NOW 1.0 aangevraagd. Op het aanvraagformulier staat aangegeven dat eiser over de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 een omzetverlies van 35% heeft geleden. Bij het primaire besluit heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 139,- en het volgens verweerder te veel betaalde voorschot ten bedrage van € 12.881,- van eiser teruggevorderd. Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het de bedoeling van de NOW-regeling is dat de loonsom zo veel mogelijk gelijk blijft in de periode waarin de werkgever de tegemoetkoming ontvangt. Als de loonsom toch lager is geworden, dan heeft dit gevolgen voor de definitieve tegemoetkoming. Volgens verweerder maakt het daarbij niet uit wat de reden van de lagere loonsom is. Nu de loonsom van eiser in de subsidieperiode lager is dan de loonsom in januari 2020 is de tegemoetkoming dan ook verlaagd met het verschil tussen deze bedragen. Aangezien er in de subsidieperiode dus minder loonkosten zijn, hoeft er volgens verweerder geen rekening gehouden te worden met het percentage omzetverlies bij het vaststellen van de definitieve tegemoetkoming. De in het primaire besluit gehanteerde berekening is dan ook correct, aldus verweerder.
3. Eiser voert in beroep aan dat er geen rekening wordt gehouden met het feit dat vier personeelsleden al in januari 2020, en daarmee voordat de landelijke corona-maatregelen ingingen, zelf hadden opgezegd, terwijl verweerder op peildatum 15 maart 2020 op de hoogte hiervan was. Eiser verwijst in dit verband naar de bijgevoegde verzamelloonstaat over januari 2020. De loonsom van deze vier personeelsleden is daarom ten onrechte meegenomen in de berekening van het voorschot en wordt nu ten onrechte volledig in mindering gebracht op de definitieve tegemoetkoming. Verweerder heeft eiser bovendien vooraf niet geïnformeerd dat wanneer de loonsom in de subsidieperiode lager uit zou vallen dan de loonsom in januari 2020, dit verschil in zijn geheel in mindering zou worden gebracht op het eindbedrag. Dit zou alleen gebeuren wanneer een personeelslid ontslagen zou worden. Dat is nu niet het geval. Ook staat nergens vermeld dat bezwaar gemaakt moet (kunnen) worden tegen een, vanwege een te hoge loonsom, te hoog vastgesteld voorschot. Volgens eiser klopt de door verweerder gehanteerde berekening evenmin en had eiser recht op een tegemoetkoming van € 9.844,-.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de NOW 1.0 is de hoogte van de subsidie de uitkomst van:
A x B x 3 x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de constante B*, zoals berekend op grond van artikel 10.
Uit het tweede lid van artikel 7 van de NOW 1.0 volgt dat indien de loonsom bedoeld onder de constante C lager is dan driemaal de loonsom als bedoeld onder de constante B in het eerste lid, de subsidie verlaagd wordt met:
(B x 3 – C) x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
B voor de constante B, zoals berekend op grond van het eerste lid;
C voor de loonsom over de periode 1 maart tot en met 31 mei 2020, met dien verstande dat het bepaalde onder het eerste lid, constante B, van overeenkomstige toepassing is, waarbij het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan € 9.538 per aangiftetijdvak van een maand en de gehanteerde aangiftetijdvakken het derde tot en met het vijfde aangiftetijdvak van het jaar 2020 zijn.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de NOW 1.0 is de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening de uitkomst van:
A* x B* x 3 x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling;
B* voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan € 9.538.
Op grond van het tweede lid van artikel 10 van de NOW 1.0 wordt voor de loonsom, bedoeld in de omschrijving van de constante B*, bedoeld in het eerste lid, uitgegaan van het loon over het eerste aangiftetijdvak van het jaar 2020.
Op grond van artikel 15 van de NOW 1.0 kan het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van de subsidieontvanger, indien dit ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt.
6.1
Niet in geschil is dat de loonsom over januari 2020 hoger is dan de loonsom over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 [1] . Partijen houdt verdeeld de vraag of dit verschil in loonsom geheel in mindering gebracht moet worden op de definitieve tegemoetkoming.
6.2
Gelet op bovenstaande bepalingen van de NOW 1.0 ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat het loon van de vier personeelsleden die reeds in januari 2020 hun arbeidsovereenkomst hadden opgezegd, niet in mindering gebracht had mogen worden bij de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming. Uit het eerste lid van artikel 7 van de NOW 1.0 volgt namelijk dat de hoogte van de subsidie berekend wordt door het percentage van de omzetdaling (constante A) te vermenigvuldigen met de totale loonsom van de werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in januari 2020 (constante B) maal 3, welk bedrag vervolgens vermenigvuldigd wordt met 1,3 en 0,9. Dit betekent dat voor de berekening van de hoogte van de subsidie uitgegaan moet worden van de totale loonsom van alle werknemers die in januari 2020 bij eiser in dienst waren en aan wie eiser over deze maand loon uitbetaald heeft. Uit de door eiser in beroep overlegde verzamelloonstaat blijkt dat alle werknemers die op deze lijst staan, inclusief de vier werknemers die hun arbeidsovereenkomst in januari 2020 opgezegd hebben, in januari 2020 nog in dienst waren en over deze maand loon uitbetaald hebben gekregen. De loongegevens van voornoemde vier werknemers kunnen daarom niet buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van de subsidie. Verweerder heeft de subsidie dan ook terecht in overeenstemming met het eerste lid van artikel 7 van de NOW 1.0 berekend op € 15.070 (35% X € 36.799 X 1,3 X 0,9).
Verder volgt uit het tweede lid van artikel 7 van de NOW 1.0 dat wanneer de loonsom over de periode 1 maart tot en met 31 mei 2020 (constante C) lager is dan driemaal de totale loonsom over januari 2020 (constante B), zoals bij eiser het geval is, de subsidie verlaagd wordt met de loonsom over 1 maart tot en met 31 mei 2020 ((B X 3 – C) X 1,3 X 0,9). Dit betekent dat, in tegenstelling tot bij de berekening van het voorschot, bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming in de situatie als genoemd in het tweede lid, geen rekening gehouden wordt met het percentage van de omzetdaling. Het verschil in loonsom wordt in die situatie op grond van de het tweede lid van artikel 7 van de NOW 1.0 dus volledig van de tegemoetkoming afgetrokken, zonder dat daarbij het percentage van de omzetdaling (constante A) wordt betrokken. Uit de toelichting bij de wijziging van de NOW 1.0 van 3 april 2020 [2] volgt dat deze subsidievermindering is zoals de wetgever het heeft beoogd. In de toelichting staat dat voor elke euro minder loonkosten de werkgever 90 cent minder subsidie krijgt; er vindt dus geen correctie plaats op grond van het omzetverlies. Volgens de toelichting is hiervoor gekozen vanuit de gedachte dat de werkgever met een bepaald percentage omzetverlies ook voor datzelfde percentage van zijn loonsom subsidie nodig heeft. Anders gezegd: als omzet en loonsom met hetzelfde percentage dalen, zal de werkgever de overgebleven loonsom moeten betalen met de overgebleven omzet en dient er geen recht op subsidie te bestaan. [3] Voorts blijkt uit de toelichting dat het kabinet erkent dat de gehanteerde berekeningswijze niet in alle gevallen tot de door de werkgever gewenste uitkomst zal leiden, bijvoorbeeld omdat januari een maand met een relatief hoge loonsom zou kunnen zijn ten opzichte van de rest van het jaar. [4] Helaas laten de noodzakelijke eenvoud en robuustheid van de regeling niet toe dat daarop maatwerk wordt geleverd, zo blijkt uit de toelichting [5] . Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige situatie waarin eiser op dit moment verkeert, ziet de rechtbank, gelet op de uitdrukkelijke keuze van de regelgever,geen ruimte om in de onderhavige omstandigheden af te wijken van de bepalingen van de regeling in de zin dat dat bij de vermindering van de subsidie de loongegevens van de vier uit dienst tredende werknemers buiten beschouwing gelaten worden. Verweerder heeft de subsidie dan ook terecht verlaagd met € 14,931,- ((€ 36.799 – € 24.037 [6] ) X 1,3X 0,9) en vastgesteld op € 139,-. Daarnaast heeft verweerder op grond van artikel 15 van de NOW 1.0 in redelijkheid het teveel betaalde voorschot tot een bedrag van € 12.881 van eiser kunnen terugvorderen.
6.3
Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser te volgen voor wat betreft zijn standpunt dat verweerder hem niet vooraf geïnformeerd heeft dat wanneer de loonsom in de subsidieperiode lager uit zou vallen dan januari 2020 dit verschil in zijn geheel in mindering zou worden gebracht op het eindbedrag. In het besluit van 20 april 2020, waarbij aan eiser een voorschot van € 13.020,- is uitbetaald, staat namelijk het volgende opgenomen: ‘als uw loonsom lager wordt, kan ook het bedrag van de tegemoetkoming lager worden’. Daarnaast heeft verweerder in de brief van 2 juni 2020 met als onderwerp ‘voorschot NOW’ toegelicht dat voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming naar de loonsom van maart, april en mei 2020 gekeken wordt en dat wanneer de opgetelde loonsom over deze maanden (aanmerkelijk) lager is dan drie keer de loonsom over januari 2020 mogelijk een te hoog voorschot is uitbetaald, hetgeen kan resulteren in een terugvordering. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van eiser gelegen om contact op te nemen met verweerder of de website www.uwv.nl/now te raadplegen, zoals verweerder in voornoemd besluit en voornoemde brief opmerkt, indien het eiser niet duidelijk was wat met het voorgaande bedoeld werd of indien hij (aanvullende) vragen had over de voorwaarden van de NOW of de bepalingen van de NOW 1.0. Dat eiser dit heeft nagelaten komt voor zijn rekening en risico.
6.4
De beroepsgrond dat nergens vermeld staat dat bezwaar gemaakt kan worden tegen een (te hoog vastgesteld) voorschot, slaagt evenmin. In eerdergenoemd besluit van 20 april 2020 staat namelijk dat binnen zes weken bezwaar gemaakt kan worden tegen dit besluit. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het al dan niet maken van bezwaar geen verplichting maar een keuze is. Het is aan eiser om, eventueel met behulp van professionele rechtsbijstand, te bepalen of hij het noodzakelijk acht om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de besluitvorming van verweerder.
7. De rechtbank herhaalt dat zij begrip kan opbrengen voor de moeilijke situatie van eiser, mede in aanmerking nemend dat hij (zoals ter zitting toegelicht) in een hectische situatie mogelijk onvoldoende kennis heeft vergaard over de subsidie. Alhoewel de regelgeving in de huidige situatie voor eiser ongelukkig uitpakt, ziet de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, desondanks dus geen mogelijkheid de uitdrukkelijke keuzes van de regelgever terzijde te stellen. Dit betekent dan ook dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden passend en juist heeft beslist. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De periode van belang voor constante C, zie het tweede lid van artikel 7 van de NOW 1.0.
2.Stcrt. 2020, 20561, p. 3.
3.Idem.
4.Stcrt. 2020, 20561, p. 3. Zie ook Stcrt. 2020, 19874, p. 14-15.
5.Stcrt. 2020, 20561, p. 3.
6.Ook dit bedrag is niet te controleren, omdat wij niet beschikken over de gedane loonaangiftes.