ECLI:NL:RBDHA:2021:8448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/1400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming NOW 3.0 op basis van loongegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een eenmanszaak runt, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het UWV. De eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW 3.0, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de loonsom over juni 2020 op de peildatum € 0,- bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de NOW 3.0 geen ruimte biedt voor afwijkingen van de regels, ook niet in het geval van een menselijke fout van de boekhouder van de eiser. De rechtbank benadrukte dat de eiser verantwoordelijk is voor de juistheid van de ingediende gegevens, ongeacht het inschakelen van een boekhouder. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de bepalingen van de NOW 3.0, en dat de aanvraag van de eiser terecht was afgewezen. Bovendien werd het verzoek van de eiser om alsnog aanvragen voor de NOW 1.0 en NOW 2.0 in te dienen, afgewezen omdat de deadlines voor deze aanvragen reeds waren verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1400

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats], eiser,

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3.0) afgewezen.
Bij besluit van 7 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 25 november heeft eiser namens zijn eenmanszaak [h.o.d.n.] een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 3.0 aangevraagd. Bij de aanvraag heeft hij een kopie van de bankafschriften van de zakelijke rekening van [h.o.d.n.] over de periode van 1 tot en met 31 oktober 2020 gevoegd. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat op de peildatum,
26 augustus 2020, de loonsom over juni 2020 € 0,- bedroeg. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend, alsmede op grond van de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. In de NOW 3.0 is geen mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de peildatum. Verweerder is in dit geval uitgegaan van de op 26 juli 2020 gedane nul-aangifte, omdat er voor peildatum
26 augustus 2020 geen correcties hebben plaatsgevonden. Volgens verweerder was het niet mogelijk om de loongegevens over april 2020 als uitgangspunt te nemen, omdat er op de peildatum wél loongegevens, te weten de nulaangifte, over juni 2020 beschikbaar waren. Nu de loonsom over deze maand echter € 0,- bedroeg, heeft eiser geen recht op een tegemoetkoming op grond van de NOW 3.0, aldus verweerder. Wat betreft het door eiser in zijn bezwaarschrift gedane verzoek om alsnog in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW 1.0 en NOW 2.0, merkt verweerder op dat de aanvraagtermijnen voor een tegemoetkoming op grond van deze regelingen reeds verstreken zijn. Eisers bezwaarschrift van 14 december 2020 kan volgens verweerder dan ook niet in behandeling worden genomen als aanvraag, omdat deze na het verstrijken van de aanvraagtermijnen is ingediend en omdat het aanvragen van een NOW-tegemoetkoming via een speciaal digitaal formulier dient te gebeuren. Volgens verweerder is het bovendien niet mogelijk om af te wijken van de bepalingen van de NOW-regelingen, omdat deze regelingen geen hardheidsclausule bevatten. Aan eiser kan dan ook geen tegemoetkoming op grond van de NOW 1.0 en/of NOW 2.0 toegekend worden.
3. In beroep voert eiser aan dat hij door onwetendheid een tegemoetkoming op grond van de NOW 1.0 en NOW 2.0 is misgelopen. Eiser verzoekt om in de gelegenheid te worden gesteld om alsnog aanvragen op grond van de NOW 1.0 en NOW 2.0 te mogen indienen. Voorts voert eiser aan dat hij recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de NOW 3.0, omdat hij in de maand juni 2020 wel degelijk loonkosten heeft gehad. Eiser was zich, totdat verweerder hem hierop wees, niet bewust van de door zijn boekhouder gemaakte fout, namelijk het indienen van een nul-aangifte over de maand juni 2020. Volgens eiser is sprake van een menselijke fout, welke inmiddels hersteld is door het indienen van een correctie-aangifte. Eiser stelt zich op het standpunt dat een strikte toepassing van de bepalingen van de NOW 3.0, zoals is gedaan in de bestreden besluitvorming, niet in verhouding staan tot de gemaakte menselijke fout. Volgens eiser moet daarom de correctie-aangifte respectievelijk de loongegevens over februari 2020 als uitgangspunt genomen worden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de bijgevoegde bankafschriften, waaruit volgens eiser blijkt dat hij op 1 juli 2020 het salaris over de maand juni 2020 naar zijn twee werknemers heeft overgemaakt, en de op 19 januari 2021 ingediende corrigerende loonaangifte over de maand juni 2020.
4. Voor de regelgeving die op deze zaak van toepassing is, verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
5.1
Partijen houdt verdeeld de vraag of in dit geval alsnog een tegemoetkoming kan worden toegekend, gebaseerd op de loongegevens over juni 2020 uit de aangifte loonheffingen zoals deze gedaan is op 19 januari 2021 of gebaseerd op de loongegevens over februari 2020.
5.2
Uit artikel 10, aanhef en onder c, van de NOW 3.0 volgt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt als er geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie over de aangiftetijdvakken, bedoeld in het tweede tot en met vierde lid van artikel 16, het tweede tot en met vierde lid van artikel 19 of het tweede tot en met vierde lid van artikel 22 van de regeling. In het tweede lid van artikel 16 van de NOW 3.0 wordt uitgelegd dat uitgegaan wordt van het loon over de maand juni 2020. Blijkens het derde lid van artikel 16 wordt hiervan enkel afgeweken als er geen loongegevens bekend zijn over het aangiftetijdvak juni 2020. In dat geval wordt gekeken naar het aangiftetijdvak april 2020. Ten slotte volgt uit het zevende lid van artikel 16 dat de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever beoordeeld worden op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
5.3
Op grond van de tekst van voornoemde bepalingen ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om het standpunt van eiseres dat moet worden uitgegaan van het loon over de maand februari van het jaar 2020, te volgen. Hieruit blijkt namelijk dat van het uitgangspunt dat uitgegaan wordt van de loongegevens over de maand juni 2020, enkel wordt afgeweken wanneer er geen loongegevens bekend zijn over juni 2020. In dit geval is daarvan geen sprake, omdat op de peildatum wel loongegevens beschikbaar waren, te weten de loonaangifte van 26 juli 2020 waaruit volgt dat de loonsom voor juni 2020 € 0,- bedroeg. Verweerder behoefde dan ook niet af te wijken van het in het tweede lid van artikel 16 van de NOW 3.0 genoemd uitgangspunt. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat als verweerder al zou moeten afwijken van voornoemd uitgangspunt, dan zouden de loongegevens van april 2020 als uitgangspunt genomen worden. De NOW 3.0 biedt niet de mogelijkheid om uit te gaan van de loongegevens over februari 2020, zoals eiser wenst.
5.4
Voorts blijkt uit bovenstaande bepalingen dat correcties op de loonaangifte die ná de peildatum hebben plaatsgevonden niet meegenomen worden. Dit wordt in de toelichting bij het zevende lid van artikel 16 bevestigd. [1] In de toelichting staat namelijk dat een peildatum, in dit geval 26 augustus 2020 [2] , nodig is en dat voor de vaststelling van de hoogte van het voorschot noodzakelijk is dat kan worden uitgegaan van de loongegevens zoals deze gelden op een tijdstip gelegen voor de aankondiging van de NOW 3.0. Vanaf dat moment hebben werkgevers namelijk een financieel belang bij een zo hoog mogelijke loonsom in juni. Correctieberichten op de loonaangifte van ná 26 augustus 2020 worden, ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s, niet meer meegenomen. [3] Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige situatie waarin eiser op dit moment verkeert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval afgeweken moet worden van de bepalingen van de regeling in de zin dat uitgegaan wordt van de gegevens uit de gecorrigeerde aangifte loonheffingen van 19 januari 2021. Eiser is verantwoordelijk is voor de invulling van het aanvraagformulier en voor het aanleveren van de daarbij behorende gegevens, ook al maakt hij daarbij gebruik van een boekhouder. Dit wordt bevestigd in de toelichting bij de NOW 3.0. [4] De door de boekhouder van eiser gemaakte fout, namelijk het doen van een nul-aangifte op een moment dat alle relevante gegevens al beschikbaar waren en het pas vijf maanden na de peildatum corrigeren van deze loonaangifte, komt, hoe vervelend ook, voor rekening en risico van eiser. Nu de wetgever er bewust voor heeft gekozen geen hardheidsclausule op te nemen in de NOW 3.0 biedt die regeling in dit geval ook overigens geen ruimte om af te wijken van de bepalingen uit de NOW 3.0 en alsnog tot toekenning van een voorschot over te gaan. Dit betekent dat ook de vaststelling dat in de situatie van eiser aantoonbaar geen sprake is van fraude of misbruik van de regeling, geen aanleiding kan zijn om af te wijken van de regeling. Verweerder heeft de aanvraag van eiser dan ook terecht en op goede gronden afgewezen.
6. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om het verzoek van eiser om in de gelegenheid te worden gesteld om alsnog aanvragen op grond van de NOW 1.0 en NOW 2.0 te mogen indienen te honoreren. De deadline om een subsidieaanvraag op grond van de NOW 1.0 te kunnen indienen is namelijk op 5 juni 2020 verstreken. [5] De deadline om een subsidieaanvraag op grond van de NOW 2.0 te kunnen indienen is reeds op 31 augustus 2020. Net als de NOW 3.0 bevatten de NOW 1.0 en NOW 2.0 ook geen hardheidsclausule op grond waarvan afgeweken kan worden van de bepalingen van deze regelingen.
7. Alhoewel eiser ter zitting (op invoelbare wijze) duidelijk heeft gemaakt dat de besluitvorming, mede in het licht van zijn drukke bestaan en het geld dat hij in zijn onderneming heeft moeten stoppen, oneerlijk voelt, kan eisers beroep dus niet slagen. Gelet op al het voorgaande is het beroep van eiser dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE: Wettelijk kader

Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3.0)
Artikel 10
Onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover:
niet of onvoldoende aannemelijk is dat de omzetdaling van de betreffende werkgever ten minste het minimumpercentage zal zijn, bedoeld in artikel 15, 18, of 21;
het rekeningnummer dat bij de aanvraag is opgegeven niet correspondeert met het in de aanvraag opgegeven loonheffingennummer en de daaraan verbonden rekeninggegevens;
geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken van de tranches waarvoor subsidie is aangevraagd, bedoeld in artikel 16, tweede tot en met vierde lid, 19, tweede tot en met vierde lid, of 22, tweede tot en met vierde lid; of
e aanvraag anderszins niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.
Artikel 16
1. De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:
A x B x 3 x 1,4 x 0,8
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid (…).
2. Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand juni 2020. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het zevende aangiftetijdvak van het jaar 2020, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
3. Indien er geen loongegevens zijn over het tijdvak, bedoeld in het tweede lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand april van het jaar 2020. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het vierde aangiftetijdvak van het jaar 2020, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
(…)
7. De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
(…).

Voetnoten

1.Stcrt. 2020, 52209, p.38.
2.Ten tijde van publicatie van de toelichting was dat nog 15 augustus 2020. Met ingang van
3.Stcrt. 2020, 52209, p.38.
4.Stcrt. 2020, 52209, p.24.
5.Artikel 8, tweede lid, van de NOW 1.0.