ECLI:NL:RBDHA:2021:8364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
8946404/20-24167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de rechtsgeldigheid van een annuleringsbeding in een opleidingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen de Kappersakademie B.V. en een cursist, aangeduid als [gedaagde]. De Kappersakademie vorderde betaling van een bedrag van € 1.810,61 van [gedaagde], die een onderwijsovereenkomst had gesloten voor een opleiding tot Hairstylist. De overeenkomst bevatte bepalingen over annulering en beëindiging, waarbij [gedaagde] zich beroept op een eerdere opzegging en privéomstandigheden die haar zouden hebben verhinderd de opleiding te volgen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een overeenkomst van opdracht en dat de bepalingen over annulering en beëindiging aan de toets van de redelijkheid en billijkheid moeten worden gehouden. De rechter heeft de stelling van [gedaagde] dat zij eerder had opgezegd, verworpen wegens gebrek aan bewijs. Tevens is overwogen dat de omstandigheden van [gedaagde] niet zonder meer leiden tot een onredelijk bezwarend beding. De Kappersakademie is in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over de gemaakte kosten en verrichte werkzaamheden in te dienen, waarna [gedaagde] hierop kan reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Den haag

Zittingsplaats ´s-Gravenhage
esm/esp/c
Zaaknummer: 8946404/20-24167
29 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Opleidingsinstituut Kappersakademie B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr J.C.F. Stiphout (CollactiveBMK Incasso B.V.)
rolgemachtigde: De Klerk Vis Biekus Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H. Polat.
Partijen worden hierna aangeduid als “Kappersakademie” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot van dagvaarding van 23 december 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
Kappersakademie is een erkend particulier opleidingsinstituut voor kappers.
2.2.
Omstreeks 12 december 2018 heeft [gedaagde] met Kappersakademie een onderwijsovereenkomst gesloten voor een door Kappersakademie te geven opleiding Hairstylist I 40 weken, met als ingangsdatum 4 februari 2019. De overeenkomst is bij Kappersakademie op kantoor gesloten.
2.3.
De kosten van de opleiding bedragen € 1.650,00.
2.4.
Artikel 2 van de overeenkomst luidt als volgt:
2) Annulering (voordat de opleiding is begonnen)
1. Annulering voordat de opleiding is begonnen, dient door de Cursist schriftelijk bij aangetekende brief te geschieden. Als datum van annulering geldt de datum van de poststempel op de aangetekende brief waarin de annulering van de Onderwijsovereenkomst kenbaar wordt gemaakt door de Cursist.
2. Bij annulering tot twee maanden voor aanvang van de opleiding is/ zijn ondergetekende(n) 10% van het overeengekomen lesgeld verschuldigd, met een minimum van EUR 50.
3. Bij annulering tussen twee maanden en één maand voor aanvang van de opleiding is is/zijn ondergetekende(n) 25% van het overeengekomen lesgeld verschuldigd, met een minimum van EUR 50.
4. Bij annulering korter dan één maand voor aanvang van de opleiding is is/ zijn ondergetekende(n) 50% van het overeengekomen lesgeld verschuldigd, met een minimum van EUR 50.
5. Bij annulering van de Onderwijsovereenkomst is een eventueel verleende korting op
het overeengekomen lesgeld niet van toepassing.”
2.5.
Artikel 3 van de overeenkomst luidt als volgt:

3) Beëindiging van de Onderwijsovereenkomst door de Cursist
1. De Cursist kan een voor bepaalde tijd gesloten Onderwijsovereenkomst te allen tijde opzeggen.
2. Opzegging van de Onderwijsovereenkomst gedurende de opleiding, dient schriftelijk bij aangetekende brief te geschieden. Als datum van beëindiging geldt de datum van de poststempel op de aangetekende brief waarin de beëindiging van de Onderwijsovereenkomst kenbaar wordt gemaakt door de Cursist en gaat in op de eerste dag van de eerstvolgende kalendermaand.
3. Bij tussentijdse beëindiging van de Onderwijsovereenkomst - ongeacht de reden van beëindiging - vindt geen restitutie plaats van reeds betaald of nog verschuldigd lesgeld. De mate waarin de opleiding door de Cursist is gevolgd of voltooid, is voor de verschuldigdheid van het lesgeld niet relevant, aangezien voor de Cursist bij aanvang een opleidingsplaats wordt vrijgehouden en NKA bij aanvang van de opleiding een groot deel van de vaste kosten maakt. Indien met de Cursist een betalingsregeling voor het lesgeld is getroffen, wordt deze betalingsregeling in beginsel voortgezet, tenzij Partijen anders overeenkomen. Wel ontvangt de Cursist in geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst een korting van €20,- per maand dat de opleiding eerder eindigt, tot een maximum van in totaal €165,- voor de opleidingen Hairstylist I, Hairstylist II en Make-Up Artist en tot een maximum van €90,- voor de opleiding Masterclass Lang Haar. Deze korting heeft betrekking op da besparing op lesmiddelen die NKA realiseert als gevolg van de tussentijdse beëindiging. Indien het lesgeld reeds volledig is voldaan, zal deze korting binnen 30 dagen na beëindiging aan de Cursist worden voldaan, indien het lesgeld nog niet (volledig) is voldaan en/of er een betalingsregeling is getroffen, wordt deze korting verrekend met de laatst verschuldigde termijn.
4. Bij tussentijdse beëindiging van de Onderwijsovereenkomst is een eventueel verleende korting op het overeengekomen lesgeld niet van toepassing.
5. Reeds betaalde examengelden die betrekking hebben op het betreffende studiejaar
worden nimmer gerestitueerd.
2.6.
Bij e-mail van 4 april 2019 is [gedaagde] door Kappersakademie gewezen op de bestaande betalingsachterstand.
2.7.
Bij e-mail van 10 april 2019 heeft [gedaagde] de overeenkomst met Kappersakademie als volgt opgezegd:
“graag wil ik dit opleiding stop zetten ben tot nu te helemaal niet naar de lessen gegaan. Dit heeft met prive problemen te maken. ik heb momenteel ook finiacieel problemen daarom heb ik vaker aangegeven om hiermee te gaan stoppen!.aub.”
2.8.
Bij brief van 26 april 2019 heeft Kappersakademie de opzegging en het beëindigen van de overeenkomst aan [gedaagde] bevestigd.

3.Vordering

3.1.
Kappersakademie vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Kappersakademie van een bedrag van € 1.810,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 9 december 2020, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
Kappersakademie legt aan deze vordering ten grondslag een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. [gedaagde] is aan Kappersakademie een bedrag van € 1.490,00 verschuldigd, zijnde de vervallen en niet betaalde termijnen tot en met het moment van beëindiging van de onderwijsovereenkomst minus een korting van € 160,00, vanwege de (voortijdige) opzegging. [gedaagde] dient deze verplichting uit hoofde van de overeenkomst, met name artikel 3, ten aanzien waarvan zij in verzuim is geraakt, alsnog na te komen. Ook dient zij de vertragingsschade en buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden. De opleidingskosten staan vermeld in de door [gedaagde] getekende overeenkomst en zijn direct bij het sluiten van de overeenkomst verschuldigd en opeisbaar geworden. [gedaagde] heeft zich akkoord verklaard het bedrag te voldoen in één termijn van € 450,00, te voldoen binnen twee weken na ondertekening van de overeenkomst, en acht opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 150,00, te voldoen met ingang van 4 februari 2019. Kappersakademie is verplichtingen met derden aangegaan om ervoor te zorgen dat [gedaagde] het onderwijs kan genieten. Deze verplichtingen gaat Kappersakademie aan het begin van de onderwijsovereenkomst al aan. Onder deze verplichtingen vallen onder meer de kosten van huisvesting, materialen, en salarissen van leerkrachten. De plek die vrij is gekomen door de beëindiging van de overeenkomst door [gedaagde] kan bovendien niet worden opgevuld door een ander. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Consumenten NRTO van toepassing.
Het bedrag van € 1.810,61 is berekend als de som van € 1.490,00 in hoofdsom, € 50,14 aan tot en met 8 december 2020 vervallen vertragingsrente en € 270,47 aan buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van de wet is [gedaagde] rente en de kosten voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd.

4.Verweer

4.1.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover relevant - hieronder bij de beoordeling zal worden besproken.

5.Beoordeling

5.1.
de kantonrechter overweegt dat de overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarover zijn partijen het ook eens.
Eerdere opzegging?
5.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij eerder dan bij e-mail van 10 april 2019 de overeenkomst heeft opgezegd en toen de toezegging heeft gekregen van een medewerker van Kappersakademie dat zij slechts een bedrag van € 150,00 hoefde te betalen. Zij heeft de opzegging telefonisch gedaan en is daarna ook nog een keer langs gegaan bij Kappersakademie. Dit is door Kappersakademie gemotiveerd weersproken.
5.3.
Van haar stelling dat zij telefonisch de overeenkomst heeft opgezegd en dat zij de toezegging heeft gekregen dat zij slechts een bedrag van € 150,00 hoefde te betalen, heeft [gedaagde] geen bewijs aangeboden. Echter, aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat zij haar stelling onvoldoende concreet heeft gemaakt. [gedaagde] heeft niet duidelijk gesteld wanneer zij met Kappersakademie heeft gebeld, met welke medewerker zij heeft gesproken, zodat haar stelling onvoldoende is onderbouwd tegenover de gemotiveerde weerspreking door Kappersakademie. Datzelfde geldt voor de stelling van [gedaagde] dat zij bij Kappersakademie is langsgegaan. Ook daarvan heeft zij niet gesteld wanneer dit is geweest en met welke medewerker zij heeft gesproken. Dat [gedaagde] eerder dan op 10 april 2019 de overeenkomst met Kappersakademie heeft opgezegd en dat daarbij door Kappersakademie bepaalde toezeggingen zouden zijn gedaan, staat daarom niet vast.
Privéomstandigheden
5.4.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij door privéomstandigheden, waaronder een verkeersongeluk, niet in staat is geweest de cursus te volgen.
5.5.
Dat zij niet in staat is geweest de opleiding te volgen door (de gevolgen van) een verkeersongeluk is, hoe ingrijpend en vervelend dit ook voor [gedaagde] is, in beginsel een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] komt. Omdat [gedaagde] niet heeft gesteld, noch uit enig stuk is gebleken, wanneer dit verkeersongeluk heeft plaatsgevonden en hoe ernstig het letsel is dat [gedaagde] hierdoor heeft opgelopen, anders dan dat [gedaagde] heeft gesteld dat zij de opleiding hierdoor niet heeft kunnen aanvangen in februari 2019, kan niet worden beoordeeld in hoeverre deze omstandigheid een rol heeft gespeeld bij het niet kunnen volgen van het onderwijs bij Kappersakademie. Hetzelfde geldt voor de omstandigheden waardoor zij voor familieleden moest zorgen. [gedaagde] heeft haar stelling dat haar medische en psychische gesteldheid eraan in de weg hebben gestaan dat zij in februari 2019 met de opleiding kon beginnen, onvoldoende onderbouwd, laat staan dat zij heeft voldoende naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat Kappersakademie daarom geen vordering op grond van de overeenkomst heeft.
Toepasselijkheid algemene voorwaarden?
5.6.
Het verweer van [gedaagde] dat zij de algemene voorwaarden niet heeft ontvangen, en dat deze haar niet ter hand zijn gesteld en daarmee vernietigbaar zijn, wordt verworpen. Uit de door [gedaagde] ondertekende overeenkomst volgt dat [gedaagde] de algemene voorwaarden van Kappersakademie bij ondertekening heeft ontvangen. De enkele stelling dat dat niet zo is, is onvoldoende om het tegendeel aan te tonen. Daarnaast staat in de overeenkomst dat zij de algemene voorwaarden toegestuurd heeft gekregen. Dat [gedaagde] geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om kennis te nemen van deze voorwaarden, wordt dan ook verworpen.
Artikel 2
5.7.
Artikel 2 van de tussen partijen gesloten overeenkomst ziet op annulering voordat de opleiding is begonnen. Daarvan is geen sprake nu vast staat - zoals hiervoor overwogen - dat eerst nadat de opleiding is begonnen, de opleiding is opgezegd dan wel beëindigd door [gedaagde] .
Artikel 3 van de overeenkomst onredelijk bezwarend?
5.8.
Gelet op rechtspraak van het Hof van Justitie EU is de rechter ambtshalve gehouden na te gaan of een contractueel beding valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (de Richtlijn) en zo ja, te onderzoeken of dit beding in de door de Richtlijn bedoelde zin oneerlijk is. De Richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde, maar een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt mee dat de Nederlandse rechter gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek – zo nodig ambtshalve – te verrichten indien de Richtlijn die verplichting meebrengt.
5.9.
De kantonrechter stelt vast dat het beding valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn. Het gaat hier immers om een overeenkomst tussen een professional en een consument en een beding als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn waarover – omdat partijen daarover niets hebben opgemerkt en uit de overeenkomst het tegendeel niet blijkt – naar moet worden aangenomen, niet afzonderlijk is onderhandeld. Het maakt dus niet uit of het beding volgt uit de overeenkomst of uit de algemene voorwaarden; doorslaggevend is de strekking van de bepaling. Het annuleringsbeding bevat een regeling met betrekking tot de verschuldigdheid van het cursusgeld in situaties waarin de cursist de opleiding na een bepaalde datum annuleert. Daarmee betreft het annuleringsbeding niet het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst. De kantonrechter moet dus toetsen of het annuleringsbeding onredelijk bezwarend of oneerlijk is.
5.10.
Om te bepalen of een beding ten nadele van een consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt, moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of er eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst en ook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of de dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
5.11.
Artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever ( [gedaagde] ) te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. Op grond van artikel 7:411 lid 1 BW geldt dat, indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht, de opdrachtnemer (Kappersakademie) recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Hierbij wordt rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Op grond van lid 2 van dit artikel heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht. Van deze bepalingen kan op grond van artikel 7:413 lid 2 jo 408 lid 3 BW niet worden afgeweken ten nadele van een consument-opdrachtgever.
5.12.
Uit artikel 3 van de overeenkomst volgt dat [gedaagde] het gehele cursusgeld verschuldigd is bij aanvang van het studiejaar, met dien verstande dat voor de student de mogelijkheid bestaat ervoor te kiezen dat cursusgeld niet ineens maar in (negen) termijnen te voldoen, waarbij geldt dat deze termijnen geen verband houden met de inrichting of voortgang van de opleiding. De cursist kan de overeenkomst opzeggen maar opzegging van de overeenkomst maakt aan deze betalingsverplichting ook voor de resterende duur van het studiejaar geen einde en leidt niet tot restitutie van wat al is betaald. Wel kan de cursist in aanmerking komen voor een korting van € 20,- per maand, tot een maximum van € 165,-, omdat Kappersakademie lesmiddelen bespaart als gevolg van de tussentijdse beëindiging. Kappersakademie vordert het volledige lesgeld, althans de tot en met april 2019 verschenen termijnen, minus € 160,-. Kappersakademie bestrijdt dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Zij wijst erop dat [gedaagde] niet het gehele lesgeld behoeft te voldoen en dat zij om ervoor te zorgen dat [gedaagde] het onderwijs kan genieten aan het begin van de onderwijsovereenkomst verplichtingen met derden is aangegaan zoals: de kosten van huisvesting, materialen, en salarissen van leerkrachten. Daarbij komt dat [gedaagde] ’s plaats niet kan opgevuld door een ander, aldus Kappersakademie.
5.13.
Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter nog niet zonder meer sprake van een reële mogelijkheid tot opzegging en is het vermoeden dat het annuleringsbeding strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 BW en 7:411 BW (HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2775). Hoewel de beëindiging aan [gedaagde] kan worden toegerekend (althans voor een andere conclusie heeft zij onvoldoende onderbouwing verschaft), valt niet zonder meer in te zien dat de betaling van het volle loon (minus € 160,-), gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. De kantonrechter stelt Kappersakademie in de gelegenheid om stukken in het geding te brengen waaruit blijkt welke werkzaamheden zij heeft verricht en/of kosten zij heeft gemaakt en wat daarvoor onder omstandigheden een redelijk loon is.
5.14.
De kantonrechter zal de zaak daarom naar de rol verwijzen om Kappersakademie in de gelegenheid te stellen bij akte stukken in het geding te brengen en een toelichting daarop te geven ten aanzien van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Vervolgens zal kan [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte reageren.
Beslissing
De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar
de rol van donderdag 26 augustus 2021voor het nemen van een akte zoals bedoeld in 5.13 en 5.14 hiervoor;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2021.