ECLI:NL:RBDHA:2021:8356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening evenementenvergunning draaimolen in Alphen aan den Rijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de burgemeester van Alphen aan den Rijn. De zaak betreft een evenementenvergunning die op 30 juni 2021 is verleend aan de Stichting Verenigde Ondernemingen Centrum Alphen aan den Rijn voor het plaatsen van een draai/zweefmolen op het Rijnplein in Alphen aan den Rijn, in het kader van een herstelplan voor de horeca na de coronamaatregelen. De verzoeker, die in de nabijheid van het evenement woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat er geen sprake is van een evenement en dat de vergunning in strijd is met het Evenementenbeleid van Alphen aan den Rijn. Tijdens de zitting op 22 juli 2021 is de zaak behandeld via een Skype-verbinding. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vergunninghouder voldoende overleg heeft gepleegd met de bewonersverenigingen en dat de vergunningverlening niet in strijd is met de geldende regelgeving. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de belangen van de omwonenden voldoende zijn gewaarborgd door de aan de vergunning verbonden voorschriften. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is op 26 juli 2021 per e-mail aan de partijen meegedeeld.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4415
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

tegen

de burgemeester van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: B. van Riessen).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2021 heeft verweerder aan de Stichting Verenigde Ondernemingen Centrum Alphen aan den Rijn (de vergunninghouder) een evenementenvergunning verleend voor het plaatsen van een draai/zweefmolen op het Rijnplein in Alphen aan den Rijn.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De vergunninghouder heeft laten weten niet te willen deelnemen aan deze procedure.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een Skype-verbinding plaatsgevonden op
22 juli 2021. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is van de zijde van verweerder verschenen [A] (team Vergunningen).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
De vergunninghouder, tevens centrummanager van Alphen aan den Rijn, heeft op 1 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een evenementenvergunning. Het gaat om het evenement Herstelplan Corona met onder meer een draai/zweefmolen op het Rijnplein in Alphen aan den Rijn van 1 juli 2021 tot en met 12 augustus 2021.
2.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan de vergunninghouder de gevraagde evenementenvergunning verleend op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014 (APV). Er wordt ontheffing verleend voor (versterkte) muziekactiviteiten in de open lucht.
Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden met betrekking tot geluid, onder meer:
“2. Het equivalente geluidsniveau vanwege de activiteiten mag ter plaatse van de gevels van de meest nabij gelegen woningen dan wel op 50 meter afstand van het podium niet meer bedragen dan 80 dB(A) en 95 dB(C).
(…)
5. De controle op of berekening van de in voorschrift e en 3 vastgestelde geluidsniveaus dient te worden uitgevoerd volgens de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999”.”
Voorts is voor zondagen tijdens het evenement een ontheffing verleend van de Zondagswet.
Wat vinden partijen?
3. Verzoeker woont in een appartement dat grenst aan het Rijnplein. Hij stelt dat er ten onrechte geen overleg is geweest met de omwonenden voorafgaand aan de vergunningverlening en dat hij zelf niet is geïnformeerd. Hij stelt dat geen sprake is van een evenement en dat daarom ten onrechte een evenementenvergunning is verleend. Mocht wel sprake zijn van een evenement, dan is de vergunning verleend in strijd met het Evenementenbeleid Alphen aan den Rijn van 20 april 2017 (het Evenementenbeleid, onder meer pag. 6), waarin is vermeld dat na een week met meerdere evenementendagen minimaal een week rust volgt. Verzoeker heeft bezwaar tegen de toegestane geluidbelasting en heeft inmiddels geluidsoverlast (ondervonden) van de muziek, de bas, de bel, de sirene en het gegil van kinderen.
4. Verweerder heeft uiteengezet dat de vergunninghouder/centrummanager de voorzitters van de bewonersverenigingen rondom deze evenementenlocatie heeft geïnformeerd voorafgaand aan de vergunningverlening. In het geval van verzoeker is de voorzitter van de bewonersvereniging Palazzo benaderd en die stond positief tegenover de plannen. Verweerder stelt dat sprake is van een evenement en dat de geluidsbelasting door de draai/zweefmolen binnen de juridische grenzen valt.
Wat is het oordeel van de rechter?
5.1.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat het exploiteren van een draai/zweefmolen valt onder de definitie van een evenement zoals opgenomen in artikel 2:24, eerste lid, van de APV, inhoudende een elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, en dat het niet gaat om een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de APV, zoals verzoeker stelt. Het betreft een niet aan een inrichting verbonden festiviteit met een tijdelijke exploitatie. Een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV, daargelaten de vraag of daarvan sprake is, valt bovendien op grond van artikel 5:17, tweede lid, aanhef en onder b, van de APV niet onder de definitie standplaats.
5.2.
In het Evenementenbeleid is vermeld dat het Rijnplein is aangewezen als evenementenlocatie en dat voor een evenement afstemming dient plaats te vinden met onder meer bewonersverenigingen. Vast staat dat de vergunninghouder in oktober/november 2020 twee keer contact heeft gehad met de voorzitter van Palazzo over activiteiten op het Rijnplein in de zomer van 2021. De vergunninghouder heeft in zijn verklaring van
7 juli 2021 meegedeeld dat de voorzitter van Palazzo zojuist telefonisch heeft bevestigd dat hij op de hoogte was van de evenementenplannen. De voorzitter van Palazzo heeft in zijn
e-mailbericht aan verzoeker van 9 juli 2021 meegedeeld dat hij geen aanleiding heeft gezien om de bewoners te informeren, omdat hij het zag als het etaleren van gedachten.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de voorzitter van de Vereniging van Eigenaren (VvE) Palazzo heeft laten blijken dat hij bewoners in voorkomend geval informeert. Het is vooralsnog aannemelijk dat, ook al is het informeel, de vereiste afstemming heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging om in het vervolg, ter voorkoming van misverstanden, een afstemming schriftelijk te bevestigen. Anders dan verzoeker ter zitting heeft opgemerkt, gaat het hier voorts om afstemming en niet om instemming. Het is aan verweerder om een besluit te nemen op een aanvraag. Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat het evenement is gepland als onderdeel van het herstelplan voor de horeca, omdat als gevolg van de corona-maatregelen gedurende een jaar geen evenementen hebben plaatsgevonden op het Rijnplein. Met het evenement is beoogd om mensen naar het centrum te trekken om horeca omzet te kunnen laten genereren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarmee sprake is van een bijzondere omstandigheid die een versneld proces van vergunningverlening rechtvaardigde. Dit heeft tot gevolg gehad dat de vergunning een dag voor de aanvang van het evenement is verleend. Het is invoelbaar dat het bij verzoeker het gevoel overvallen te zijn heeft opgeroepen, maar dit is verweerder onder de gegeven omstandigheden niet te verwijten.
5.4.
Verweerder heeft op zitting voldoende toegelicht dat de rustweek alleen aan de orde is bij de grotere B- en C-evenementen. Dit zijn de risico-evenementen, zoals het bevrijdings- of korenfestival, met grotere aantallen bezoekers. Het standpunt van verzoeker op dit punt wordt niet gevolgd. Dat geldt ook voor het punt van verzoeker dat de zondag moet worden benut als rustdag. De wetgever heeft het met de in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet opgenomen ontheffingsmogelijkheid mogelijk gemaakt dat door een evenement zoals hier aan de orde de zondagsrust kan worden verstoord. Verweerder heeft conform de Zondagswet bepaald dat de ontheffing op de betreffende zondagen geldt vanaf 13.00 uur en dat de activiteiten op een zo rustig mogelijke wijze moeten plaatsvinden.
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat het in de voorschriften opgenomen geluidsniveau op voorhand onjuist moet worden geacht. Daarbij komt dat de Omgevingsdienst Midden Holland op verzoek van verweerder op 8 juli 2021 geluidsmetingen heeft uitgevoerd, waarbij is geconstateerd dat de geluidsproductie van het in gebruik hebben van de zweefmolen onder het maximum van het geluidsniveau in het voorschrift ligt.
5.6.
Wat betreft de overlast die verzoeker ervaart van het stemgeluid van kinderen die gebruik maken van de zweefmolen overweegt de rechtbank dat uit vaste jurisprudentie [1] volgt dat op objectieve gronden niet valt vast te stellen wanneer een omwonende ten gevolge van een evenement onduldbare geluidshinder ondervindt en dat het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is, afhankelijk is van het antwoord op de vraag of verweerder aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen.
5.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder aan de belangen die gemoeid zijn met het evenement, te weten het herstelplan voor de horeca, redelijkerwijs een doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen. Daarbij komt dat, gelet op de omvang van het Rijnplein, de kleinschaligheid van het evenement en ook gelet op de door verzoeker ingezonden foto, niet behoeft te worden uitgegaan van grote aantallen mensen die de zweefmolen doorlopend zullen bezoeken. Verweerder heeft de belangen van de omwonenden met de aan de vergunning verbonden voorschriften vooralsnog voldoende gewaarborgd.
Conclusie
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. Het dictum is per e-mailbericht aan partijen meegedeeld op 26 juli 2021 omstreeks 11:00 uur.
griffier de voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1566)