ECLI:NL:RBDHA:2021:8354
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het rechtmatig verblijf van een Dominicaanse eiseres in Nederland en de gevolgen voor gezinsleven
Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Dominicaanse eiseres, die in beroep ging tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning. De eiseres had op 25 maart 2015 een verblijfsvergunning gekregen voor verblijf als gezinslid, maar deze was met terugwerkende kracht ingetrokken per 5 maart 2019. De eiseres had een aanvraag ingediend voor wijziging van de verblijfsvergunning op humanitaire gronden, maar deze werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve belemmeringen waren voor de eiseres en haar zoon om hun gezinsleven in de Dominicaanse Republiek voort te zetten. De rechtbank weegt hierbij de belangen van de eiseres en haar zoon, die beiden de Dominicaanse nationaliteit hebben, en concludeert dat de banden die zij met Nederland heeft opgebouwd niet voldoende zijn om een beschermenswaardig privéleven te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van de overheid en de persoonlijke belangen van de eiseres, waarbij de rechtbank de beslissing van de Staatssecretaris steunt.