ECLI:NL:RBDHA:2021:8347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser met de Spaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die sinds 18 juni 2008 in Nederland verblijft en sinds 7 juni 2019 een AIO-uitkering ontvangt, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris. Dit besluit, genomen op 20 mei 2020, stelde vast dat de eiser geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Tevens werd de eiser opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd op 20 oktober 2020 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 6 juli 2021 werd de eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Orhan, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat het bezwaar van de eiser kennelijk ongegrond was en dat het horen in bezwaar niet noodzakelijk was. De eiser had niet aangetoond dat hij als gemeenschapsonderdaan recht had op verblijf in Nederland, en zijn argument dat hij na 11 jaar verblijf niet kon worden uitgezet, werd als onvoldoende gemotiveerd beschouwd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Biermann. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.