ECLI:NL:RBDHA:2021:8340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/09/614025 / JE RK 21-1513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die geboren is op [geboortedag 1] 2004. Het verzoek tot uithuisplaatsing is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, naar aanleiding van de positieve ontwikkeling die [minderjarige] heeft doorgemaakt binnen de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] de afgelopen negen maanden op [verblijfplaats] heeft verbleven en daar gewerkt heeft aan zijn eigen problematiek. De kinderrechter heeft de ouders, de vader en de moeder, als belanghebbenden aangemerkt, waarbij de vader niet is verschenen op de zitting. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek tot uithuisplaatsing, maar heeft aangegeven dat zij het liefst zou willen dat [minderjarige] terugkeert naar huis, hoewel zij zich realiseert dat dit momenteel geen optie is.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig geacht. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [minderjarige] structuur en continuïteit nodig heeft in zijn ontwikkeling en dat een uithuisplaatsing in een jeugdhulpaccommodatie noodzakelijk is om hem te begeleiden in zijn verdere ontwikkeling. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 14 juli 2021 tot 28 januari 2022, en verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614025 / JE RK 21-1513
Datum uitspraak: 14 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 24 juni 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen d.d. 24 juni 2021.
Op 14 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder;
  • dhr. [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] is op 14 juli 2021 door de kinderrechter in raadkamer gehoord.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen.

Feiten

  • Het geregistreerd partnerschap van de vader en de moeder is ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk op [verblijfplaats]
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 28 januari 2021 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 28 januari 2021 tot 28 januari 2022.
  • Bij beschikking d.d. 28 januari 2021 heeft de kinderrechter machtiging verleend [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 28 januari 2021 tot 28 juli 2021.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Doordat [minderjarige] de afgelopen tijd grote stappen heeft gezet binnen de gesloten setting van [verblijfplaats] , is hij toe aan de volgende stap. [minderjarige] heeft binnen [verblijfplaats] gewerkt aan zijn eigen problematiek. Hij heeft de afspraken en structuur vanuit de gesloten groep nageleefd en de verlofmomenten zijn goed verlopen. Daarnaast hebben de ouders moeten leren om grenzen te stellen aan [minderjarige] . De band tussen [minderjarige] en de vader is inmiddels verbeterd. Een thuisplaatsing bij de moeder is niet aan de orde omdat het gevaar bestaat dat het gezin in oude patronen vervalt. De gecertificeerde instelling is bezig om een plek voor [minderjarige] te realiseren op een open groep bij [nieuwe verblijfplaats] .

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij trots is op [minderjarige] . Het liefst wil de moeder dat [minderjarige] terugkeert naar huis, maar zij realiseert zich dat dit geen optie is.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De afgelopen negen maanden heeft [minderjarige] op [verblijfplaats] verbleven, alwaar hij gewerkt heeft aan zijn eigen problematiek. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [minderjarige] binnen [verblijfplaats] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De eindstreep is in zicht, maar [minderjarige] dient nog de nodige stappen te zetten. Een machtiging tot uithuisplaatsing binnen een jeugdhulpaccommodatie is noodzakelijk zodat [minderjarige] structuur en continuïteit geboden krijgt. [minderjarige] heeft begeleiding nodig in zijn dagstructuur zodat hij niet in de verleiding komt om slechte keuzes te maken. De jeugdbeschermer kan de periode tot aan de achttiende verjaardag van [minderjarige] benutten om hem te helpen bij het maken van de juiste keuzes in het leven en te werken aan het vergroten van zijn zelfstandigheid. Een terugplaatsing bij de moeder is geen optie, daar het gevaar bestaat dat [minderjarige] de grenzen zal opzoeken en de relatie tussen de moeder en [minderjarige] weer onder druk zal komen te staan. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] zijn plannen voor de toekomst zal waarmaken en zijn ervaringen kan gebruiken om andere mensen te helpen, zoals zijn plan is. De kinderrechter zal het verzoek daarom toewijzen zoals verzocht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 14 juli 2021 tot 28 januari 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021 door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.