ECLI:NL:RBDHA:2021:8306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
NL21.4521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd op basis van inburgeringsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Eritrese nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, welke door de staatssecretaris was afgewezen op 26 februari 2021. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de eiser niet voldeed aan het inburgeringsvereiste, aangezien hij slechts een MBO-diploma niveau 1 had behaald, terwijl voor de aanvraag van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd een diploma vanaf niveau 2 vereist is. De rechtbank heeft de zaak op 1 juli 2021 behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde via een digitale verbinding.

De rechtbank overwoog dat de eiser weliswaar had aangevoerd dat hij voldoende inspanningen had verricht voor zijn inburgering, maar dat zijn diploma niet voldeed aan de eisen die na 1 januari 2015 zijn gesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen, omdat de eiser niet aantoonbaar had voldaan aan de criteria voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de verblijfsvergunning rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de bekendmaking van de uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4521

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag voor onbepaalde tijd afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die via een digitale beeldschermverbinding heeft deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1997 en bezit de Eritrese nationaliteit. Op 7 april 2014 heeft hij een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. Deze vergunning was geldig van 7 april 2014 tot 7 april 2019. Op 10 augustus 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder die aanvraag afgewezen, omdat eiser niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste en hij niet is vrijgesteld van dit vereiste. Wel heeft verweerder de geldigheidsduur van eisers verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verlengd tot 7 april 2024. Eiser heeft tegen dit besluit beroep aangetekend.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan het inburgeringsvereiste [1] . Eiser heeft een diploma Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) op niveau 1 overgelegd. Sinds 1 januari 2015 is dat diploma echter niet meer voldoende voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste dat geldt voor een asielaanvraag voor onbepaalde tijd. Om te voldoen aan het inburgeringsvereiste dient eiser een MBO-diploma vanaf niveau 2 over te leggen [2] . Verweerder is van mening dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan de hardheidsclausule [3] en eiser alsnog vrij te stellen van het inburgeringsvereiste.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij op 2 juli 2020 zijn MBO-diploma niveau 1 heeft gehaald. Op 4 augustus 2020 heeft hij een brief gekregen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) waarin staat dat hij vanwege zijn diploma een gehele vrijstelling van zijn inburgeringsplicht krijgt
.Eiser doet een beroep op de hardheidsclausule. Hij is van mening dat hij aantoonbaar voldoende inspanningen heeft verricht. Hij heeft 632 cursusuren gevolgd bij [naam] Taal en Inburgering in het kader van inburgering. Hij heeft een MBO-diploma niveau 1. Hij heeft werk, vaststaat dat eiser volop meedoet in het kader van de integratie in de Nederlandse samenleving. Eiser beroept zich op bijzondere individuele omstandigheden. Verweerder heeft ten onrechte niet daarnaar gekeken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser zich op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Dit betekent dat uitsluitend ter beantwoording de vraag voorligt of eiser op grond van de hardheidsclausule in aanmerking moet komen voor ontheffing van het inburgeringsvereiste.
5. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Vw kan verweerder de aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd afwijzen, als eiser niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. De regels over het toepassen van het inburgeringsvereiste zijn nader uitgewerkt in artikel 3.107a van het Vb. Het volgt uit het eerste lid van dat artikel dat verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning afwijst indien de vreemdeling het inburgeringsexamen of een ander geschikt diploma, certificaat of document niet heeft behaald. Eiser doet een beroep op artikel 3.107a, vierde lid, van het Vb. Op grond van deze bepaling kan verweerder het eerste lid van dit artikel buiten toepassing laten, als de toepassing daarvan onbillijk is.
6.
Volgens het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf B9/8.1.2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), ontheft de IND de vreemdeling van het inburgeringsvereiste als sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, als de vreemdeling het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maar:
• de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen heeft verricht; of
• aangetoond is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden, als gevolg waarvan de vreemdeling niet in staat is om aan dat examen deel te nemen of dat met goed gevolg af te leggen.
DUO geeft advies of iemand voldoet aan de criteria voor ontheffing vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen. De IND gaat bij de beoordeling van deze ontheffingsgrond in beginsel uit van het door de vreemdeling overgelegde advies van DUO. De vreemdeling die in aanmerking wil komen voor deze ontheffingsgrond moet het advies zelf aanvragen bij DUO.
7.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder dat de omstandigheden van eiser geen aanleiding geven om de hardheidsclausule toe te passen, niet onredelijk is. Eiser heeft niet overeenkomstig het beleid van verweerder aantoonbaar inspanningen verricht. Eiser heeft een MBO-diploma niveau 1 overgelegd, maar omdat hij zijn aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd na 1 januari 2015 heeft ingediend, dient hij gelet op het overgangsrecht [4] tenminste over een MBO-diploma niveau 2 te beschikken. Daarnaast ontbreekt het advies van DUO of eiser voldoet aan de criteria inzake ontheffing vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen. Dit advies had eiser zelf moeten aanvragen. Verder heeft eiser verklaard dat hij 632 cursusuren gevolgd heeft bij [naam] Taal en Inburgering in het kader van inburgering, maar dit betreft een niet-erkende cursusinstelling zonder het door verweerder vereiste keurmerk [5] . Nu eiser evenmin concreet heeft onderbouwd dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, heeft verweerder in redelijkheid kunnen vasthouden aan het vereiste dat eiser het inburgeringsexamen moet behalen om voor de gevraagde vergunning in aanmerking te komen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 34 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Artikel 2.3 van het Besluit Inburgering
3.Artikel 3.107a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), vierde lid
4.Artikel 9.1 van het Besluit Inburgering
5.Blik op Werk-keurmerk zoals bedoeld in B9/8.1.2.3 van de Vc