ECLI:NL:RBDHA:2021:8289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
09/098831-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van fiets, auto-inbraken en voorhanden hebben van een ploertendoder

Op 30 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder een fiets, auto-inbraken en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de nachtelijke uren actief op zoek ging naar onop slot staande voertuigen om goederen te stelen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een fiets op 14 januari 2021 in Hillegom, waarbij hij de fiets van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag gereedschap gestolen uit de bedrijfsauto van [slachtoffer 2]. Op 1 oktober 2020 heeft hij een auto-inbraak gepleegd in Leiden, waarbij hij een stofzuiger en andere gereedschappen heeft gestolen. Verder heeft hij op 29 maart 2021 een portemonnee en geld gestolen uit de auto van [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 6 januari 2021 een zonnebril en Apple Air Pods heeft gestolen uit de auto van [slachtoffer 7] en een zonnebril en geld uit de auto van [slachtoffer 8]. Tot slot heeft hij op dezelfde dag een vest en bodywarmer gestolen uit de auto van [slachtoffer 9]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het risico op verlies van zijn woonruimte bij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 5] voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/098831-21 (dagvaarding I) en 09/103848-21 (dagvaarding II)
Datum uitspraak: 30 juli 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.F. van Es naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
1
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Hillegom een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Hillegom een of meer stukken gereedschap, te weten een of meer boormachine(s) en/of een of meerdere accu('s) en/of een slijptol en/of een of meerdere accu oplader(s) en/of meerdere kleine handgereedschappen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3
hij op of omstreeks 1 oktober 2020 te Leiden een stofzuiger en/of een of meer schuurmachine(s) en/of een boormachine en/of een (bouw)lamp, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
4
hij op of omstreeks 29 maart 2021 te Hillegom een portemonnee en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
5
hij op of omstreeks 6 januari 2021 te Hillegom een zonnebril (merk: Ray Ban) en/of Apple Air Pods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6
hij op of omstreeks 6 januari 2021 te Hillegom een zonnebril (merk: Ray Ban) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
7
hij op of omstreeks 6 januari 2021 te Hillegom een vest (merk: Nike) en/of een bodywarmer (merk: Parajumper) en/of een zonnebril (merk: Ray Ban), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Leiden, in elk geval in Nederland, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij – kort samengevat – zich heeft schuldig gemaakt aan een fietsendiefstal (dagvaarding I feit 1), zes auto-inbraken (dagvaarding I de feiten 2 tot en met 7) en aan het voorhanden hebben van een ploertendoder (dagvaarding II).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij dagvaarding I onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat ten aanzien van dagvaarding I ten aanzien van de feiten 2, 4, 5, 6 en 7 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat deze diefstallen middels braak, verbreking of inklimming hebben plaatsgevonden. De verdachte dient van die onderdelen in de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bij dagvaarding I onder 3 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten. Voor de overige feiten heeft de raadsman aangevoerd dat de camerabeelden te onduidelijk zijn voor een herkenning.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Dagvaarding I; de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 [1]
De feiten 1 en 2: de bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat op 14 januari 2021 te 04.21 uur zijn oude damesfiets die op het erf voor de schuur van zijn woning aan de [adres 2] in Hillegom stond, is gestolen. De fiets stond niet op slot. Van deze diefstal zijn camerabeelden aanwezig die door [slachtoffer 1] aan de politie zijn overhandigd. [2]
Een verbalisant heeft de camerabeelden bekeken. Op de beelden is te zien dat er op de oprit naar de woning aan de [adres 2] te Hillegom twee fietsen gestald staan. Korte tijd later komt een man de oprit oplopen. Hij loopt direct naar de damesfiets toe en loopt weg met deze fiets. De verbalisant omschrijft de kleding die de man aan had, als volgt: een donkerkleurig trainingsbroek van het merk Adidas met drie lichtkleurige verticale strepen op de zijkant van de broek, een donkerkleurige vest met een capuchon met op de linker voorzijde een lichtkleurig onbekend merkteken/vignet en op de rechterachterzijde (schouderblad) eveneens een lichtkleurig onbekend merkteken/vignet en lichtkleurige sneakers van het merk Adidas met drie donkerkleurige verticale strepen op zijkant van de schoenen. [3] Drie verbalisanten hebben de manspersoon op de beelden herkend als de verdachte. [4]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 13 januari 2021 om 17.00 uur zijn bedrijfsauto, die eigendom is van zijn werkgever [slachtoffer 2] , heeft geparkeerd op een parkeerplek tegenover de [adres 3] te Hillegom. Op 14 januari 2021 om 7.00 uur zag hij dat er uit de bedrijfsauto een laser van het merk Dewalt, boormachines van het merk Makita, accu’s van het merk Makita, een slijptol, accu opladers en diverse koffers met daarin meerdere kleine handgereedschappen waren weggenomen.
Op de koffers met kleine gereedschappen stonden met een zwarte stift respectievelijk “9mm50”, “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ” geschreven. Voornoemde goederen zijn ook eigendom van zijn werkgever [slachtoffer 2] [5]
Op donderdag 14 januari 2020 omstreeks 8.25 uur kreeg een verbalisant de melding dat er gereedschapskisten zouden zijn gevonden op het parkeerterrein aan de [adres 4] te Hillegom. Ter plaatse zag de verbalisant dat de goederen verspreid over de eerste drie parkeerplaatsen direct naast [adres 4] lagen. De aangetroffen goederen betroffen onder andere:
  • Kleine zwarte koffer Merk 'DeWalt' met als inhoud een soort accu/laser. Op de accu/laser zat een sticker van [slachtoffer 2] .
  • Een lege groene gereedschapskist van het merk Makita. Op de kist stond met een zwarte stift “ [naam 2] ” geschreven.
  • Een volle groene gereedschapskist van het merk Makita. Op de kist stond met een zwarte stift “ [naam 1] ” geschreven.
  • Een groene open bak met diverse stukken gereedschap. Op de voorzijde van de kist stond met zwarte stift geschreven “9 mm 50”. In de bak zat een haakse slijptol. Op de slijptol en op de kist zat een sticker van [slachtoffer 2] .
  • Een plastic tas van de “New Yorker”.
Op de camerabeelden van de speeltuin aan de [adres 5] te Hillegom is te zien dat op 14 januari 2021 te 3.15.45 uur een man in beeld komt. Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [7]
Op de camerabeelden van de [adres 6] te Hillegom is te zien dat op 14 januari 2021 te 3.36.07 uur een man in beeld komt lopen. Deze man loopt over de rijbaan en heeft twee tassen bij zich. In zijn linkerhand draagt hij een meerkleurige tas met onder andere de kleuren oranje/rood/wit en in zijn rechterhand een gele tas. Hij loopt door het beeld heen en verdwijnt links bijna uit beeld. Daar stopt en bukt hij.
Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [8]
Op de camerabeelden van de [adres 7] te Hillegom is te zien dat op 14 januari 2021 te 4.00.26 uur een man de carport in komt lopen. Hij heeft een zaklamp in zijn rechterhand en schijnt daarmee in de auto die onder de carport geparkeerd staat. Nadat hij in de auto heeft geschenen, loopt hij de carport weer uit en verdwijnt hij uit beeld.
Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [9]
De verdachte had ten tijde van zijn aanhouding twee tassen met kleding meegenomen.
In deze tassen zaten onder andere de navolgende kledingstukken:
  • Donkerblauwkleurige trainingsbroek van het merk Lacoste met een witte streep die aan de buitenkant van beide broekspijpen loopt vanaf de broeksrand tot aan de enkels. Daarnaast is een logo van Lacoste te zien net onder de broeksrand.
  • Zwartkleurige joggingbroek van het merk Nike met het witte Nike logo ter hoogte van de linker zak.
  • Zwartkleurige vest van het merk Nike met capuchon met het witte Nike logo ter hoogte van de linker borst.
  • Zwartkleurige trui van het merk Adidas met capuchon met de grote Adidas letters op de borst. Ook zijn er 3 witte strepen zichtbaar vanaf de schouder over de gehele lengte van beide armen.
  • Zwartkleurige schoenen van het merk Nike. Aan de zijkanten van beide schoenen is een wit Nike logo zichtbaar. De zolen zijn wit van kleur. Bij de hiel zit een grijs vlak met daarop de grijze tekst Air Max.
  • Donkerblauwkleurige slippers van het merk Adidas met drie witte strepen op de bovenkant van de slippers.
  • Beigekleurige jas van het merk Napapijri met het logo van Napapijri op de borst met daaronder een vlag van het land Noorwegen.
Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte op 13 april 2021 werden de navolgende goederen aangetroffen:
- Nike schoenen met de kleuren wit, grijs en zwart. De buitenkant van de schoenen is voorzien van een wit Nike logo.
- Nike schoenen, wit van kleur. De buitenkant van de schoenen is voorzien van een wit Nike logo.
- Nike schoenen, zwart van kleur. De buitenkant van de schoenen is voorzien van een zwart Nike logo.
- Nike schoenen, wit van kleur. De buitenkant van de schoenen is voorzien van een wit Nike logo.
- Adidas schoenen, wit van kleur. De buitenkant van de schoenen is voorzien van drie zwarte strepen. De achterkant van de schoen is voorzien van de tekst “Adidas” in een zwarte kleur.
- Adidas schoenen, zwart van kleur. De buitenkant van de schoenen is voorzien van drie witte strepen.
- Twee paar slippers, te weten blauwe slippers van een onbekend merk met witte strepen op de bovenkant en zwarte teenslippers van het merk Armani.
- Vest met capuchon, grijs van kleur.
- Adidas vest, donkerblauw van kleur met het witte logo van Adidas op de linkerborst en drie witte strepen aan de zijkant van de gehele lengte van de mouwen.
- Lacoste jas, donkerblauw van kleur en op schouderhoogte rood van kleur met het logo van Lacoste op de linkerborst.
- The North Face jas met capuchon, zwart van kleur, met het witte The North Face logo op de linker borst.
- Nike vest met capuchon met het donkerblauw Nike logo op de linkerborst. De capuchon en mouwen zijn donkerblauw van kleur en de torso is lichtgrijs van kleur. [11]
De feiten 1 en 2: beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte is door drie verbalisanten herkend als de persoon op de beelden bij de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenningen door deze verbalisanten. De beschikbare camerabeelden en de foto’s van de camerabeelden zijn van een zodanige kwaliteit dat herkenning van een persoon daarvan mogelijk is. De beelden zijn scherp, waarbij het gezicht, het postuur en de kleding van de persoon op de beelden goed zijn waar te nemen. De verbalisanten hebben verklaard dat zij eerder meerdere malen ambtshalve contact met de verdachte hebben gehad. Voorts hebben de verbalisanten gedetailleerd omschreven aan welke gezichts- en lichaamskenmerken zij de verdachte hebben herkend. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten voldoende betrouwbaar zijn. Voorts werd bij de verdachte tijdens zijn aanhouding en tijdens een doorzoeking in zijn woning soortgelijke kleding aangetroffen als de kleding van de persoon op de beelden.
De rechtbank gaat daarom ervanuit dat de verdachte de persoon is die de fiets van [slachtoffer 1] heeft weggenomen.
Op het parkeerterrein aan de [adres 4] te Hillegom werden diverse goederen aangetroffen die in dezelfde nacht waren gestolen uit het voertuig van [slachtoffer 3] . Uit diverse camerabeelden blijkt dat een persoon op 14 januari 2021 in de nacht in de directe omgeving van de [adres 4] zich verdacht heeft gedragen. Deze persoon droeg ook een meerkleurige tas met onder andere de kleuren oranje/rood/wit. Een soortgelijke plastic tas werd ook bij de gestolen goederen van [slachtoffer 3] op het parkeerterrein aan de [adres 4] aangetroffen. Diverse verbalisanten hebben deze persoon herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze herkenningen te twijfelen. De beschikbare camerabeelden en de foto’s van de camerabeelden zijn van een zodanige kwaliteit dat vergelijking met de persoon op de beelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] mogelijk is.
Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank de bij dagvaarding I onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank ten aanzien van dagvaarding I feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen acht dat deze diefstal middels braak, verbreking of inklimming heeft plaatsgevonden. De verdachte zal van die onderdelen in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 4: De bewijsmiddelen
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 28 maart 2021 omstreeks 17.00 uur zijn auto van het merk DS4 met het [kenteken 1] met de neus gericht naar de weg heeft geparkeerd op de oprit van zijn woning aan de [adres 8] te Hillegom. Nadat hij was uitgestapt, heeft hij zijn auto afgesloten met de afstandsbediening. Op 29 maart 2021 te 4.30 uur zag de vrouw van [slachtoffer 5] dat de verlichting van de auto brandde en dat het bestuurdersportier op een kier openstond. Uit het middenconsole is een portemonnee met daarin ongeveer dertig euro aan losgeld weggenomen. Door [slachtoffer 5] zijn de camerabeelden van zijn buurman aan de [adres 9] te Hillegom overgelegd aan de politie. [12]
Op de camerabeelden is te zien dat op 29 maart 2021 te 2.49.02 een man in beeld komt lopen achterin de parkeerplaats. Hij loopt naar diverse geparkeerde voertuigen en voelt aan de portieren. Hij loopt vervolgens vanaf de parkeerplaats aan de overzijde over het trottoir. De man heeft donkere bovenkleding, een donkere broek en slippers met witte strepen aan. De man loopt vanaf de weg naar de auto die geparkeerd staat op eigen terrein aan de overzijde. Dit betreft een hoekwoning. De man loopt langzaam naar de auto, zijnde een grijze DS die met zijn neus in de richting van de openbare weg staat. De man loopt naar de bestuurderszijde en reikt met zijn linkerarm naar de auto. Er komt blauw licht uit de auto. Het portier wordt door de man geopend. Hij leunt voorover de auto in. In de auto is ook een wit lichtschijnsel te zien aan de passagierszijde. De man doet daarna het portier dicht, terwijl hij om zich heen kijkt. Vervolgens loopt de man via het trottoir en de parkeerplaats uit beeld.
Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [13]
Op 30 maart 2021 werd bij de politie melding gemaakt van verdachte omstandigheden aan de [adres 10] in Hillegom. De melder had camerabeelden, in eigen beheer, uitgekeken en gezien dat er een persoon was vastgelegd in de nacht van 29 maart 2021. Een verbalisant heeft deze beelden bekeken en zag dat op 29 maart 2021 rond 2.41, dan wel 3.41 uur (het is niet duidelijk geworden of de aangeduide tijd zomer- of wintertijd betreft) een manspersoon zich verdacht gedroeg bij een aantal voertuigen.
De man droeg een zwarte jas/jack met lichtkleurig merk op linker borst, een zwarte broek met lichtkleurig logo op linker broekspijp aan de bovenzijde en zwarte schoeisel met lichtkleurige streep over de wreef, mogelijk een badslipper. Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal uit de auto van [slachtoffer 5] . De [adres 10] en de [adres 9] liggen op steenworp afstand van elkaar. [14]
Door de bewoner van de woning aan de [adres 11] te Hillegom werden camerabeelden van 29 maart 2021 van 2.04.42 uur tot 6.03.04 uur verstrekt.
Op de beelden is te zien dat een persoon van linksboven in beeld komt lopen en zich richt tot de auto die op de hoek van de straat geparkeerd staat. De persoon loopt in het midden van de straat door tot aan de hoek van de straat. Hij kijkt de straat in en keert zich om. De persoon loopt een stukje terug en loopt vervolgens tussen twee geparkeerde auto’s in, die zijdelings in de parkeervakken staan geparkeerd. De persoon loopt tussen de auto’s vandaan en steekt vervolgens schuin de straat over in de richting van de twee geparkeerde auto’s op de oprit. Hij kijkt opvallend naar links, voordat hij tussen de auto’s de oprit oploopt. De man haalt zijn rechterhand uit zijn rechterbroekzak en houdt in zijn hand een inwerking zijnde lamp vast. Hij schijnt met de lamp door de ruit van het voorportier van een van de auto’s. Hij draait zich vervolgens om naar de andere auto. Hij schijnt in de auto en voelt met zijn linkerhand aan het voorportier. Hij verdwijnt vervolgens voor de auto langs rechts uit beeld. De persoon betreft een man met kort donker haar, draagt een zwarte jas met capuchon met op de voorzijde ter hoogte van de linker borstvlak een wit logo, een donkere joggingbroek en slippers met horizontale witte strepen bekend van het merk Adidas.
Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [15]
Feit 4: Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan herkenningen van de verbalisanten dat de persoon op de beelden, dezelfde persoon betreft als de persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021. De beschikbare camerabeelden en de foto’s van de camerabeelden zijn van een zodanige kwaliteit dat vergelijking met de persoon op de beelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] mogelijk is. Voorts werd, de rechtbank verwijst daarbij naar de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2, bij de verdachte tijdens zijn aanhouding en tijdens een doorzoeking in zijn woning soortgelijke kleding aangetroffen als de kleding van persoon op de beelden. Ook past de handelswijze van de verdachte bij de modus operandi bij het reeds bewezenverklaarde feit 2. Beide feiten hebben ook in Hillegom plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank het bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat deze diefstal middels inklimming heeft plaatsgevonden. De verdachte zal van dat onderdeel in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De feiten 5, 6 en 7: de bewijsmiddelen
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij op 5 januari 2021 te 23.00 uur haar auto van het merk Volkswagen, type Touran met het [kenteken 2] heeft geparkeerd op de [adres 12] te Hillegom. Op 6 januari 2021 te 7.00 uur zag zij dat de deuren van haar auto niet goed gesloten waren en dat er een Apple Air Pods en een zonnebril van het merk Ray Ban uit haar auto waren weggenomen. [16]
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op 5 januari 2021 te 18.00 uur haar auto van het merk Citroën, type C1 met het [kenteken 3] heeft geparkeerd op de [adres 13] te Hillegom. Op 6 januari 2021 te 9.00 uur zag zij dat de deuren van haar auto niet goed gesloten waren en dat er een zonnebril van het merk Ray Ban en kleingeld uit haar auto waren weggenomen. [17]
[slachtoffer 9] heeft verklaard dat hij op 5 januari 2021 omstreeks 23.00 uur zijn auto van het merk Volkswagen, type Touran met het [kenteken 4] heeft geparkeerd op de oprit van zijn woning aan de [adres 12] te Hillegom met de neus van de auto richting de woning. [slachtoffer 9] had zijn auto toen niet afgesloten. Toen hij op 6 januari 2021 omstreeks 6.00 uur bij zijn auto kwam, zag hij dat het portier van de bestuurderskant op een kier stond. Ook stond het dashboardkastje open.
Uit zijn auto waren een vest van het merk Nike, een bodywarmer van het merk Parajumper en een zonnebril van het merk: Ray Ban weggenomen. [18]
Door de bewoner van de woning aan de [adres 11] te Hillegom werden camerabeelden verstrekt. Het betroffen onder andere beelden van 6 januari 2021 van 3.07.44 uur tot 3.08.30 uur. De camera hangt aan een gevel en filmt vanaf de gevel op een oprit waar twee voertuigen geparkeerd staan. Op de beelden is te zien dat er een manspersoon door het beeld loopt langs geparkeerd staande voertuigen die op de openbare weg staan geparkeerd. De man loopt in de richting van de oprit en brengt een zaklamp in werking die hij in zijn hand draagt. Hij schijnt met de zaklamp door het voorportierraam van een auto die op de oprit staat geparkeerd. De man loopt daarna weer weg. De man is gekleed in een donkere jas met capuchon met op de linker borstvlak een wit logo. De man draagt witte schoenen. Een verbalisant heeft deze man herkend als dezelfde persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021, te weten de verdachte. [19]
Uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van de verdachte blijkt dat de telefoon in de nacht van 5 op 6 januari 2021 diverse malen de zendmasten aan de [adres 14] en op de [adres 15] te Hillegom heeft aangestraald. Ook wordt een keer de zendmast aan de [adres 16] te Lisse aangestraald. De zendmast op de [adres 15] staat hemelsbreed op ongeveer 500 meter, de zendmast op de [adres 14] op ongeveer 1500 meter en de zendmast op de [adres 16] op ongeveer 4000 meter van de [adres 11] . [20]
De feiten 5, 6 en 7: beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan herkenning van de verbalisanten dat de persoon op de beelden, dezelfde persoon betreft als de persoon op de camerabeelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] op 14 januari 2021. De beschikbare camerabeelden en de foto’s van de camerabeelden zijn van een zodanige kwaliteit dat vergelijking met de persoon op de beelden van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] mogelijk is. Voorts werd, de rechtbank verwijst daarbij naar de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2, bij de verdachte tijdens zijn aanhouding en tijdens een doorzoeking in zijn woning soortgelijke kleding aangetroffen als de kleding van persoon op de beelden. Ook passen deze feiten en hetgeen is waargenomen op de camerabeelden bij de modus operandi bij de reeds bewezenverklaarde feiten 2 en 4. De verdachte gaat midden in de nacht op zoek naar auto’s die mogelijk niet op slot staan en neemt goederen uit deze auto’s weg. Voorts hebben al deze feiten in dezelfde buurt in Hillegom plaatsgevonden. Tevens heeft de mobiele telefoon van de verdachte in die nacht diverse zendmasten in de buurt van de [adres 11] aangestraald. Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank het bij dagvaarding I onder 5, 6, en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat deze diefstallen middels braak, verbreking of inklimming hebben plaatsgevonden. De verdachte zal van die onderdelen in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4.2
Dagvaarding I: feit 3 [21]
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 30 september 2020 omstreeks 15.30 uur zijn voertuig van het merk Volkswagen, type Caddy met het [kenteken 5] heeft geparkeerd in de garage van zijn flat aan de [adres 17] te Leiden. Hij heeft zijn voertuig schadevrij en afgesloten achtergelaten. Op donderdag 1 oktober 2020 omstreeks 7.15 uur liep [slachtoffer 4] naar zijn voertuig en zag dat de linker achterruit was ingeslagen. Op een werktrap in zijn voertuig zat bloed. Uit zijn voertuig waren een stofzuiger, twee schuurmachines, een boormachine en een bouwlamp weggenomen. [22]
Op voornoemde werktrap werd een bloedspoor veiliggesteld. [23] Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) heeft geconcludeerd dat in het bloedspoor een DNA-hoofdprofiel van een man werd aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [24]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 30 september 2020 uit de auto van [slachtoffer 4] een schuurmachine en een stofzuiger heeft weggenomen. [25]
Beoordeling van de tenlastelegging
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte omstreeks 1 oktober 2020 zich schuldig heeft gemaakt aan een auto-inbraak in het voertuig van [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij deze inbraak samen met iemand anders heeft gepleegd, waarbij die ander de achterruit heeft ingeslagen, onaannemelijk. Het NFI heeft geconcludeerd dat het aangetroffen bloedspoor matcht met het DNA van de verdachte. Aannemelijk is dat het bloedspoor is ontstaan als gevolg van een verwonding bij het inslaan van de achterruit. In het dossier zijn voor het overige geen aanknopingspunten aanwezig dat er nog een persoon bij deze inbraak betrokken is geweest. De rechtbank ziet ook geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 4] met betrekking tot de weggenomen goederen uit zijn voertuig. Zij gaat dan ook voorbij aan de verklaring van de verdachte dat er slechts een schuurmachine en een stofzuiger is weggenomen.
De rechtbank acht daarom het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.3
Dagvaarding II [26]
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft het bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2021;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, blz. 3;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, blz. 8.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
1
hij op 14 januari 2021 te Hillegom een fiets,
dieeen ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 14 januari 2021 te Hillegom stukken gereedschap, te weten boormachines en accu's en een slijptol en accu opladers en meerdere kleine handgereedschappen,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij omstreeks 1 oktober 2020 te Leiden een stofzuiger en schuurmachines en een boormachine en een bouwlamp,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4
hij op 29 maart 2021 te Hillegom een portemonnee en een geldbedrag,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 6 januari 2021 te Hillegom een zonnebril, merk: Ray Ban, en Apple Air Pods, die aan [slachtoffer 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op 6 januari 2021 te Hillegom een zonnebril, merk: Ray Ban, en een geldbedrag, die aan [slachtoffer 8] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op 6 januari 2021 te Hillegom een vest, merk: Nike, en een bodywarmer, merk: Parajumper en een zonnebril, merk: Ray Ban, die aan [slachtoffer 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op 10 april 2019 te Leiden een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, verplichte deelname aan een CoVa-training, verplichte deelname aan training met betrekking tot middelengebruik, een ambulante behandelverplichting bij GGZ De Waag of een soortgelijke zorgverlener en verplichte medewerking aan het verschaffen van inzicht in zijn middelengebruik.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een fiets, een auto-inbraak en vijf diefstallen uit een auto. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de belangen van de slachtoffers en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt, maar kennelijk alleen oog gehad voor het eigen financiële gewin. Uit het dossier ontstaat het beeld dat de verdachte gedurende de periode van de bewezenverklaarde feiten in de nacht stelselmatig op pad ging op zoek naar auto’s die niet op slot stonden, teneinde goederen uit die auto’s te kunnen stelen.
Daarnaast heeft de verdachte een ploertendoder voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 juni 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig veroordeeld is geweest voor vermogensdelicten. In 2017 is hij veroordeeld geweest tot een voorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van de stichting Reclassering Nederland over de verdachte d.d. 12 juli 2021. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De verdachte is sinds jonge leeftijd bekend met het veelvuldig opdoen van justitiecontacten. Er is sprake van een delictpatroon met betrekking tot het plegen van vermogens- en geweldsdelicten. De sinds zijn jeugd ingezette gedwongen behandeltrajecten hebben niet geresulteerd in het beoogde resultaat en werden in het verleden voortijdig beëindigd, omdat de verdachte zich aan de begeleiding en de behandeling onttrok en de afspraken niet nakwam. Het laatste reclasseringstoezicht in het kader van de voorwaardelijke IDS-maatregel werd in 2019 wel positief beëindigd en de verdachte heeft zich hierbinnen gemotiveerd en ontvankelijk opgesteld. Daardoor is een aantal doelstellingen behaald, waardoor er stabiliteit is verkregen op het gebied van schulden, financiën, inkomen en huisvesting. Deze stabiliteit blijkt op sommige gebieden echter niet blijvend bij de verdachte. Teneinde toe te werken naar een blijvende positieve gedragsverandering is een reclasseringstoezicht geïndiceerd, waarbij er meer aandacht zal zijn voor het middelengebruik van de verdachte, het creëren van stabiele dagbesteding en structuur, alsmede het vergroten van zijn cognitieve vaardigheden.
De rapporteur adviseert daarom aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering.
  • Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, indien door de reclassering geïndiceerd.
  • Gedragsinterventie middelengebruik, indien door de reclassering geïndiceerd.
  • Ambulante behandeling, indien door de reclassering geïndiceerd.
  • Meewerken aan inzicht verschaffen middelengebruik.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de veelheid en ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten vier maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie geëist. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name met de omstandigheid dat de verdachte bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van langer dan zes maanden zijn woonruimte kwijt zal raken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 30,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door of namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 4 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 29 maart 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 30,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald,
ten behoeve van [slachtoffer 5] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 6 en 10 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2, 6 en 10 genummerde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7 en bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I feit 1
diefstal
ten aanzien van dagvaarding I feit 2
diefstal
ten aanzien van dagvaarding I feit 3
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van dagvaarding I feit 4
diefstal
ten aanzien van dagvaarding I feit 5
diefstal
ten aanzien van dagvaarding I feit 6
diefstal
ten aanzien van dagvaarding I feit 7
diefstal
ten aanzien van dagvaarding II
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (TIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, Perzikweg 1-2, 2321 DG te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van GGZ De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, indien de reclassering dat geïndiceerd acht,;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheden training en training gericht op zijn middelengebruik, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan hem worden gegeven, indien de reclassering dat geïndiceerd acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te weten € 30,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 5] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 30,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 2, 6 en 10 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng en mr. D.G. Lammerts van Bueren, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2021.
Mr. Renckens is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021037975, van de politie eenheid , VVC Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 345).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 59.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69, proces-verbaal van bevindingen, p. 73, en proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 76.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 85-86, en bijlage gestolen goederenlijst, p. 88-90.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 246-247.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , p. 143-144.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 159-160.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169.
16.Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 195-196.
17.Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 197-198.
18.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] , p. 199.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 294.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020295362, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 26).
22.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , p. 4 en bijlage goederen, p. 6 .
23.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 13.
24.Rapport van het NFI d.d. 23 november 2020, p. 17.
25.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2021.
26.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020192084, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 30).