ECLI:NL:RBDHA:2021:8249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
NL21.1983
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, heeft op 3 september 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt dat hij homoseksueel is en daardoor problemen ondervindt in zijn land van herkomst. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid als ongeloofwaardig werden beschouwd. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk en een getuige gehoord.

De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid tegenstrijdig en summier zijn. Eiser heeft wisselend verklaard over het moment waarop hij zich bewust werd van zijn geaardheid en heeft onvoldoende overtuigende verklaringen gegeven over zijn relaties en de problemen die hij in Gambia zou ondervinden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat de aanvraag ongegrond is. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij in Gambia daadwerkelijk problemen ondervindt vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding om de staatssecretaris op te dragen eiser aanvullend te horen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1983

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

ProcesverloopBij besluit van 3 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer J.E. Hynd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is de heer [getuige] als getuige gehoord.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Gambiaanse nationaliteit. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland en heeft op 3 september 2020 een asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij homo is en daardoor problemen heeft gehad in zijn land van herkomst.
2. Verweerder vindt de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De verklaringen van eiser over zijn gestelde seksuele geaardheid vindt verweerder tegenstrijdig, summier en oppervlakkig en daarom ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor eisers gestelde problemen. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom afgewezen als ongegrond. [1]
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zijn gestelde seksuele geaardheid en de daaruit voorvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft volgens hem zowel zijn verklaringen als de door hem ingebrachte verklaringen van derden en bewijsstukken niet op juiste waarde geschat. Zo stelt eiser dat hij wel degelijk duidelijk en overtuigend heeft verklaard over zijn bewustwordingsproces, gevoelens en innerlijke belevingswereld en de relaties die hij heeft gehad in Gambia en die hij in Nederland heeft met Dex. Ook is het volgens eiser aannemelijk dat hij problemen ondervindt vanwege zijn gestelde geaardheid. Naast dat hij duidelijk en geloofwaardig heeft verklaard over de problemen in Gambia, heeft hij bewijsstukken overgelegd die aannemelijk maken dat hij in Gambia problemen heeft of zal krijgen. Zo heeft zijn broer hem via Facebook bedreigd, staat er op YouTube een film van een LHBTI-bijeenkomst waaraan hij heeft deelgenomen en is hij in Nederland door een Gambiaanse jongen bedreigd. Gelet op dit alles had verweerder hem aanvullend moeten horen.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De gestelde seksuele geaardheid
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser in dit verband summiere, wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het moment dat hij besefte dat hij enkel op mannen valt. Zo heeft eiser eerst verklaard dat dit op 13-jarige leeftijd was en dat hij zich nooit seksueel aangetrokken heeft gevoeld tot vrouwen (p. 11 NG), om volgens te verklaren dat dit was toen hij trouwde op 23-jarige leeftijd (p. 15 NG) om daarna weer te verklaren dat hij op 12- of 13-jarige leeftijd zich realiseerde dat hij enkel op mannen valt (p. 16 NG). Voor zover eiser stelt dat zijn geaardheid voor hem eens te meer werd bevestigd na het huwelijk met een vrouw, had het op zijn weg gelegen om hierover te verklaren om zo zijn bewustwordingsproces inzichtelijk te maken voor verweerder. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn geaardheid en dat zijn verklaringen hoofdzakelijk beperkt blijven tot fysieke waarnemingen over mannen en fysiek contact. De verklaringen die hij heeft afgelegd over zijn gevoelens en interne belevingswereld zijn summier van aard, zoals dat het leuk is om met mannen te knuffelen, samen met hen naar feesten en naar buiten te gaan.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat ook eisers verklaringen over zijn relaties niet maken dat zijn seksuele gerichtheid wel geloofwaardig is. Op de vraag wat eiser aantrok in [B] antwoordt eiser dat hij grappig was en geheimen kon bewaren, terwijl dit eisers eerste relatie was met een man die enkele jaren heeft geduurd. Verweerder mocht op dit punt uitgebreidere verklaringen van eiser verwachten. Verweerder heeft eiser verder terecht tegengeworpen dat het tegenstrijdig is dat hij enerzijds verklaart dat hij na de relatie met [B] in Gambia geen echte relatie meer heeft gehad (p. 18 NG), om vervolgens te verklaren dat hij ook met [A] een liefdesrelatie heeft gehad (p. 20 NG). Verweerder heeft zich ook over deze relatie niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard, aangezien eiser op de vragen wat hij leuk en aantrekkelijk vond aan [A] slechts verklaart dat [A] op [B] leek en goed kon hardlopen. Op de vraag op welk punt hun vriendschap overging in liefde geeft eiser geen duidelijk antwoord. Ook eisers verklaringen over zijn relatie met Dex vindt verweerder niet ten onrechte vaag. Naast dat eiser tijdens het eerste en het nader gehoor de volledige naam van Dex niet kon noemen, wist hij ook niet hoe oud Dex was op dat moment, wanneer hij jarig is en hoe lang hij in Nederland verblijft.
5.1.
De rechtbank is het met verweerder eens dat de foto’s en schriftelijke verklaringen van COC Eindhoven van 22 januari 2020 en Black Gay Holland van 30 november 2020 niet maken dat eisers gestelde geaardheid geloofwaardig is. Deze verklaringen bevatten slechts informatie over eisers contacten en deelname aan activiteiten. Enkel deelname en/of contact met (belangen)organisaties maakt niet dat eisers gestelde geaardheid geloofwaardig is. Dit geldt ook voor de overgelegde foto’s. Dat verweerder de verklaringen en foto’s in positieve zin heeft betrokken bij de beoordeling zonder een verblijfsvergunning toe te kennen, is naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig. De verklaringen en foto’s kunnen dienen als ondersteuning van een gestelde seksuele gerichtheid, maar dit laat de verantwoordelijkheid van eiser onverlet om (ook) tegenover verweerder aan de hand van zijn verklaringen zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. [2]
5.2.
Tot slot is de rechtbank met verweerder van oordeel dat aan de verklaringen van Dex ter zitting geen doorslaggevende betekenis toekomt. Dat Dex niet twijfelt aan de geaardheid van eiser, maakt niet dat verweerder de geaardheid niet ongeloofwaardig heeft kunnen achten. De rechtbank overweegt dat ook hiervoor geldt dat het aan eiser is om tegenover verweerder aan de hand van zijn verklaringen zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken.
De gestelde problemen door de seksuele geaardheid
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat eisers verklaringen over zijn problemen in Gambia vanwege zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft hierbij terecht betrokken dat eisers verklaringen over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn bevonden. Verder wijst verweerder er terecht op dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de problemen die hij heeft ondervonden in Gambia. Zo heeft eiser verklaard dat hij samen met [A] tijdens een jaarwisselingsfeest in 2015/2016 naar een plek ging “waar niemand [hen] kon zien” en dat het overal donker was, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat mensen hem en [A] van veraf zagen. Ook heeft eiser verschillend verklaard over wie hem en [A] zouden hebben gezien. Eerst zouden dit twee mensen zijn, om later te verklaren dat het een groep mensen was. Verweerder vindt deze verklaringen terecht tegenstrijdig.
6.1.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat aan de bewijsstukken die eiser heeft overgelegd om zijn problemen in Gambia aannemelijk te maken niet de waarde toekomt die eiser daaraan hecht. De rechtbank is het met verweerder eens dat het Facebookbericht waaruit zou blijken dat eisers broer hem heeft bedreigd, niet overtuigt. Niet duidelijk is van wanneer dit bericht is, wat maakt dat onduidelijk is wanneer eiser is bedreigd. Daarnaast is aan de hand van dit screenshot niet te verifiëren of de zender daadwerkelijk zijn broer is. Tot slot stelt verweerder niet ten onrechte dat niet gebleken is van een actuele en daadwerkelijke bedreiging, nu eiser heeft verklaard dat zijn broer hem heeft geblokkeerd op Facebook en zijn familie het contact met hem heeft verbroken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat met de YouTube-video van eisers activiteiten in Nederland niet aannemelijk is gemaakt dat hij in Gambia in de negatieve belangstelling staat. De rechtbank is het met verweerder eens dat de aanwezigheid en deelname bij een lezing of bijeenkomst van een LHBTI-organisatie niet maakt dat eiser in Gambia als homo wordt aangezien.
De gestelde problemen met de Gambiaanse jongen [C] in Nederland, leiden ook niet tot een andere conclusie. Verweerder wijst terecht op eisers verklaringen dat hij niet precies weet hoe het zit, omdat hij dit via-via te weten is gekomen, maar dat hij denkt dat [C] met mensen in Gambia contact heeft. De rechtbank is het met verweerder eens dat dit enkel aannames en veronderstellingen van eiser zijn die op geen enkele wijze zijn geconcretiseerd.
Conclusie
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel heeft afgewezen als ongegrond. Dit maakt dat er geen aanleiding bestaat om verweerder op te dragen eiser aanvullend te horen.
8. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2884.