ECLI:NL:RBDHA:2021:8209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
NL20.17932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libische eiser wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor gedwongen rekrutering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Libische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die vreesde voor gedwongen rekrutering door het Libyan National Army (LNA) en problemen met de veiligheidsdienst bij terugkeer naar Libië, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 19 april 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet in staat is geweest om zijn vrees aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de vrees van de eiser voor gedwongen rekrutering niet geloofwaardig is, en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij enkel vanwege zijn medische toestand Libië heeft verlaten.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de situatie in Libië en de risico's van gedwongen rekrutering, zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeerde dat de door de eiser overgelegde informatie voornamelijk betrekking had op minderjarigen en niet op de situatie van de eiser zelf. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de eiser zijn uitreis uit Libië legaal heeft gedaan en dat er geen bewijs is dat de Libische autoriteiten zijn uitreis als illegaal beschouwen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17932

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Vrijhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 9 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Libische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum].
2. Op 19 april 2018 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Libië gedwongen zal worden om in het Libiyan National Army (LNA) te dienen aangezien hij in het verleden als vrijwilliger in dit leger heeft gediend. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer naar Libië voor problemen met de veiligheidsdienst wegens zijn verblijf in Europa en zijn onrechtmatige uitreis.
3. Het asielrelaas van eiser bevat de volgende relevante elementen:
  • Zijn identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Zijn werkzaamheden als vrijwilliger voor het leger van generaal Haftar;
  • Zijn vrees om gedwongen militair te worden in het LNA;
  • Zijn vrees voor problemen met de veiligheidsdienst bij terugkeer naar Libië wegens verblijf in Europa en de onrechtmatige uitreis uit Libië.
4. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk en eisers werkzaamheden als vrijwilliger voor het leger van generaal Haftar geloofwaardig. Verweerder acht de vrees van eiser voor gedwongen rekrutering in het LNA enerzijds en problemen met de veiligheidsdienst bij terugkeer naar Libië wegens illegaal verblijf in Europa anderzijds echter niet geloofwaardig, althans niet reëel. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond. [1]
5. Eiser voert aan dat hij bij uitzetting naar Libië een reëel en voorzienbaar risico loopt om te worden onderworpen aan een in artikel 3 van het EVRM [2] verboden behandeling. In dit verband voert eiser allereerst aan dat er wel degelijk een groot risico bestaat dat hij na terugkeer in Libië gedwongen gerekruteerd zal worden door het LNA. Verweerder heeft de bij zienswijze overgelegde informatie [3] te gemakkelijk afgedaan als niet relevant. Uit diverse publicaties over Libië blijkt immers dat er gedwongen rekrutering plaatsvindt. Dit wordt bevestigd in een door eiser overgelegd artikel uit de Arabier Tripoli. Ook het algemeen ambtsbericht inzake Libië sluit volgens eiser niet langer uit dat er gedwongen rekrutering plaatsvindt. [4] Door de situatie van aanhoudende rechteloosheid in Libië loopt eiser het gevaar dat hij tegen zijn wil betrokken raakt bij de gewapende strijd. Ter onderbouwing van deze stelling haalt eiser verschillende rapporten aan. [5] Eiser stelt zich verder op het standpunt dat zijn uitreis illegaal is geworden, omdat hij naar Europa is doorgereisd terwijl hij alleen toestemming had om zijn land voor één maand te verlaten voor een medische behandeling in Tunesië. Hierdoor zal hij bij terugkeer direct in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. Illegale in- en uitreis is immers strafbaar in Libië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Niet in geschil is dat in Libië geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. [6] Tevens is niet in geschil dat eiser niet tot een risicogroep behoort zoals aangeduid in het landgebonden beleid van verweerder inzake Libië. [7]
Vrees voor gedwongen rekrutering
7. Ten aanzien van eisers gestelde vrees voor gedwongen rekrutering door het LNA heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij deze aannemelijk maakt en concretiseert. Eiser is hier niet in geslaagd. De door eiser overgelegde informatie ziet grotendeels op de gedwongen rekrutering van minderjarigen in Libië. Eiser is echter meerderjarig. Eisers stelling dat wanneer minderjarigen gedwongen worden gerekruteerd, men er ook niet voor zal schromen om jong meerderjarigen tot deelname aan de strijd te dwingen, is niet onderbouwd. Ook de publicatie van de organisatie ‘Protection Sector’ ziet niet op de situatie van eiser, aangezien daarin melding wordt gemaakt van gedwongen rekrutering van gevangenen. Het artikel van de Arabier Tripoli kan eiser ook niet baten. Daaruit blijkt dat Generaal Haftar eenieder met een militair nummer heeft opgeroepen zich bij de gevechtseenheden van het LNA aan te sluiten. Eiser heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat hij nooit in het bezit is geweest van een militair nummer. Ook deze informatie heeft dus geen betrekking op eiser. In een publicatie van ‘Humanitarian Needs Overview’ inzake Libië van 31 januari 2020 staat weliswaar dat volgens een risico-analyse van september 2019 gedwongen rekrutering als één van de belangrijkste bedreigingen voor de burgers van Libië wordt geïdentificeerd, maar de strekking van dit artikel is zodanig algemeen dat eiser daar geen concrete en persoonlijke vrees voor gedwongen rekrutering aan kan ontlenen. Dat volgens het algemeen ambtsbericht inzake Libië onduidelijkheid bestaat over rekrutering, betekent niet dat juist eiser voor gedwongen rekrutering moet vrezen, nog daargelaten dat ook de bronnen waarop het ambtsbericht zich baseert, zich expliciet uitlaten over rekrutering van minderjarigen. De overige door eiser aangehaalde informatie ziet op de veiligheidssituatie in Libië. Niet in geschil is dat daarover grote zorgen bestaan, maar dat betekent niet dat eiser, uitsluitend op die grond, het reële risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.
Vrees voor problemen met de veiligheidsdienst bij terugkeer naar Libië wegens verblijf in Europa en de onrechtmatige uitreis uit Libië
8. Eiser heeft verklaard dat hij zijn land legaal, via de luchthaven van Benghazi, heeft verlaten, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van zijn eigen paspoort. Daarin bevond zich een Schengenvisum, afgegeven door Italië, met als doel ‘toerisme’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser aldus niet heeft aangetoond dat hij slechts vanwege zijn medische toestand is vertrokken. Verweerder heeft eiser ook niet hoeven volgen in zijn uitleg dat het Schengenvisum bij zijn uitreis niet is gecontroleerd. Afgezien van het feit dat eiser die uitleg pas bij zienswijze op het voornemen heeft gegeven, staat deze haaks op zijn verklaring in het nader gehoor dat in- en uitreizigers op de luchthavens in Libië heel streng worden gecontroleerd. [8]
9. Ook de stelling dat de Libische autoriteiten zijn uitreis inmiddels als illegaal beschouwen is door eiser niet onderbouwd. Zelfs als zijn uitreis als illegaal wordt aangemerkt heeft eiser met zijn afgelegde verklaringen en de door hem overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat de strafbaarstelling van illegale uitreis in Libië van dusdanige aard is, dat hij daardoor bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Algemeen ambtsbericht Libië van juni 2020, landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland (een brief van 21 augustus 2020), het Humanitarian Needs Overview van 31 januari 2020, een publicatie van Protection Sector van 18 april 2019, het jaarrapport van de US Department of State van 20 juni 2019, een melding van de VN Veiligheidsraad van 12 februari 2018 en een krantenbericht uit de nieuwe Arabier Tripoli van 20 januari 2020.
4.Pagina 34 van het algemeen ambtsbericht Libië van juni 2020.
5.Een position paper van de UNHCR van september 2018 en een rapport van de UNHCR van 1 september 2020 genaamd ‘UNHCR Position on the Designations of Libya as a Safe Third Country and as place of Safety for the purpose of Disembarkation Following Rescue at Sea’. Eiser verwijst tevens naar de samenvatting van Vluchtelingenwerk Nederland/Vluchtweb.
6.2011/95 EU.
7.Zie paragraaf C7/17.3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
8.Pagina 8 van het verslag van het nader gehoor.