In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen. De staatssecretaris stelde dat Slovenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Heida, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 22 april 2021 in Breda was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts. Een tolk, T. Ogbamichael, was ook aanwezig.
In een eerdere tussenuitspraak van 25 mei 2021 heeft de rechtbank de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van Nederland aan Duitsland om eiser terug te nemen onzorgvuldig was, omdat de staatssecretaris het huwelijk van eiser niet had onderzocht. Ondanks de mogelijkheid tot herstel heeft de staatssecretaris geen actie ondernomen binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten. In de einduitspraak verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.496,-, die door de staatssecretaris moet worden betaald.