Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 8 juli 2020 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
- het verzoekschrift met bijlagen (producties 1 tot en met 5);
- de brief van 17 juli 2020 namens de man;
- de brief van 5 augustus 2020 met bijlage (betekeningsexploot) namens de man;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van 25 augustus 2020 met bijlagen (producties 1 tot en met 67);
- het verweer tegen de zelfstandig verzoeken van 20 oktober 2020 met bijlagen (producties 6 tot en met 16);
- het F9 formulier van 3 november 2020 namens de man;
- het F9 formulier van 5 november 2020 met bijlage (formulier verdelen en verrekenen) namens de man;
- de brief van 13 november 2020 namens de vrouw;
- het e-mail bericht van 30 november 2020 met bijlage (formulier verdelen en verrekenen) namens de vrouw;
- het e-mail bericht van 24 december 2020 namens de vrouw;
- het F9 formulier van 6 januari 2021 namens de man;
- het F9 formulier van 19 april 2021 namens de man;
- de brief van 7 juni 2021 met bijlagen (producties 17 tot en met 20) namens de man;
- het verweerschrift met aanvullende verzoeken van 11 juni 2021 met producties (68 tot en met 110) namens de vrouw;
- het F9 formulier van 15 juni 2021 met bijlage (productie 111);
- de brief van 15 juni 2021 met bijlage (productie 98) namens de vrouw;
- de brief van 16 juni 2021 met bijlage (productie 99) namens de vrouw;
- de brief van 16 juni 2021 met bijlage (productie 100) namens de vrouw;
- de brief van 16 juni 2021 met bijlage (productie 101) namens de vrouw;
- de brief van 16 juni 2021 met bijlage (productie 102) namens de vrouw;
- het F9 formulier van 22 juni 2021 met bijlage (productie 21) namens de man.
Verzoek en verweer
- bepaling dat de vrouw aan de man dient te betalen het bedrag dat zij zelf heeft overgeschreven van de ABN AMRO rekening naar haar rekening, zoals blijkt uit door de vrouw te overleggen rekeningafschriften, en welk bedrag tenminste € 189.000,00 bedraagt, als zijnde de gelden die zij ten onrechte heeft onttrokken aan het vermogen van de man;
- bepaling dat de vrouw de financiële gegevens zoals genoemd onder punt 26 van het verweer tegen de zelfstandige verzoeken van 20 oktober 2020 overlegt;
Feiten
Jaarlijkse verrekening besparingen
1. Na het einde van elk jaar voegen de echtgenoten de besparingen ter verdeling bij helfte bijeen. Onder de besparingen wordt verstaan hetgeen van het totale arbeidsinkomen zoals gedefinieerd in art. 4 lid 1 na aftrek van de in dat jaar gedane normale consumptieve uitgaven (waaronder niet begrepen de hierna in art 7 genoemde premies/koopsommen) en de in dat jaar betaalde levensverzekeringspremies als bedoeld in art 8 (vanwege de in laatstgemeld artikel opgenomen verrekening) onverteerd is gebleven. Ter bepaling van de besparingen mogen derhalve niet de niet consumptieve uitgaven van een der echtgenoten van het arbeidsinkomen worden afgetrokken. Achteraf kan worden gecontroleerd of een der beide echtgenoten door af te lossen op diens schulden of door het investeren in diens duurzame en/of waardevaste vermogensbestanddelen zich niet verrijkt heeft met bespringen waar de echtgeno(o)te voor de helft recht op had. (..)
5. De verplichting tot bijeenvoeging geldt niet met betrekking tot de tijd dat de echtelijke samenwoning verbroken is geweest dan wel dat een of beide echtgenoten in staat van surséance van betaling of faillissement verke(e)r(t)en.”
Beoordeling
overwegentot aanpassing van de huwelijkse voorwaarden over te gaan.
intentievan partijen op 23 december 2002 weergeeft om hun huwelijkse voorwaarden te wijzigen. Deze intentie van partijen is echter nooit omgezet in concrete actie. Ondanks dat partijen hier ruimschoots de tijd voor hebben gehad hebben en tussen hen vaststaat dat zij naderhand nog bij de notaris zijn geweest voor het regelen van andere zaken, hebben zij hun intentieovereenkomst niet uitgevoerd. Anders dan de vrouw betoogt is met deze overeenkomst niet een eerder bestaande natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare verbintenis omgezet. Het is immers bij een intentieovereenkomst gebleven.
vermoedte zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.
is geleefd,kan er niet vanuit worden gegaan dat hiervan nog iets op de peildatum aanwezig was.