ECLI:NL:RBDHA:2021:8135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
20/4234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking bestreden besluit door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW). Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de RDW waarin zijn bezwaar tegen een eerder opgelegd rijverbod ongegrond was verklaard. Na een nieuw besluit van de RDW op 8 juni 2021, waarin het bestreden besluit werd ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard, trok verzoeker zijn beroep in. Verzoeker verzocht de rechtbank om de RDW te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de RDW in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat deze tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,- voor de rechtsbijstand in de beroepsfase, en verweerder is ook verplicht om het griffierecht van € 178,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4234

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.W. van Eeuwijk),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 28 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiser voor het voertuig met kenteken [kenteken] een verbod opgelegd om te rijden op de weg.
In het besluit van 11 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 8 juni 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Verweerder heeft hierbij kenbaar gemaakt dat hij bereid is om de proceskosten te vergoeden.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1.
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.