ECLI:NL:RBDHA:2021:8127
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op grond van humanitaire redenen en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee Indiase nationalen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op grond van overige humanitaire redenen, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet beschikten over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en dat de afwijzing van hun aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en familieleven waarborgt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging had betrokken en dat de afwijzing van de aanvraag en het opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar voldoende gemotiveerd waren.
Eisers voerden aan dat hun situatie bijzondere omstandigheden met zich meebracht, onder andere vanwege hun succesvolle onderneming en de positie van hun zoon in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om hen vrij te stellen van het mvv-vereiste. De rechtbank benadrukte dat eisers zelf de keuze hadden gemaakt om zonder de benodigde verblijfsdocumenten in Nederland te verblijven, en dat de gevolgen van deze keuze voor hun rekening kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.