Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1964, eiseres op [geboortedatum] 1970. Zij hebben beiden de Armeense nationaliteit. Eisers zijn met elkaar gehuwd. Op 13 juli 2017 hebben zij asielaanvragen ingediend in Nederland.
Procesverloop voorafgaand aan de bestreden besluiten
2. Verweerder heeft de aanvragen bij besluiten van 24 augustus 2017 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft het beroep bij uitspraak van 19 september 2017 gegrond verklaard. De besluiten van 24 augustus 2017 zijn daarbij vernietigd en verweerder is opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van die uitspraak.
3. Bij besluiten van 11 juli 2018 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers opnieuw afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder heeft deze besluiten echter op 12 november 2018 weer ingetrokken.
Vervolgens heeft eiser op 7 juni 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Dat beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 18 juli 2019 gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen binnen 33 weken een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Op 25 mei 2020 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Dat beroep is bij uitspraak van 22 juli 2020 door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, niet-ontvankelijk verklaard.
4. Op 22 juni 2020 is een Individueel Ambtsbericht (IAB) over eiser verschenen. Verweerder heeft vervolgens op 14 juli 2020 het voornemen uitgebracht om de aanvragen van eisers af te wijzen als ongegrond. Eisers hebben hun zienswijze daartegen kenbaar gemaakt. Op 3 februari 2021 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.
5. Hangende het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen heeft verweerder de asielaanvragen van eisers bij de bestreden besluiten opnieuw afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Daarbij zijn de verklaringen van eisers over hun identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser werkzaam is geweest als [beroep] van de douane op de luchthaven [plaatsnaam] in Armenië, en dat hij heeft geweigerd om lid te worden van de ARPen stemmen te ronselen voor die partij onder zijn collega’s, waarna hij werd gedwongen zijn ontslag in te dienen. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat de autoriteiten er na het ontslag van eiser op uit waren om een strafzaak tegen hem op te bouwen en hem achter de tralies te krijgen. Daarbij wordt evenmin geloofwaardig geacht dat er op [datum] 2017 mensen op het adres van de schoonzus van eiser zijn geweest en naar hem hebben gevraagd.
6. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat de besluitvorming van verweerder bijzonder onzorgvuldig is, waarbij de beslistermijnen keer op keer zijn overschreden. Verder wordt het relaas van eiser grotendeels door het IAB bevestigd, terwijl verweerder daar ten onrechte geen gewicht aan toekent. Het gedwongen ontslag van eiser en de daaraan voorafgaande serie aan intimiderende en afpersende gebeurtenissen zijn geloofwaardig geacht, al is het incident van [datum] 2017 daarbij ten onrechte niet benoemd als apart element. Dat zegt ook iets over de aspecten uit het relaas die minder makkelijk met bewijs onderbouwd kunnen worden. Verweerder heeft het gesprek van eiser met [naam] en het incident van [datum] 2017 ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Niet valt in te zien wat eisers nog meer aan [naam] dan wel hun (schoon)zus hadden moeten vragen. Dat niet is gebleken dat er tijdens de uitreis een strafzaak tegen eiser open stond, is geen indicatie dat er ook nu geen zaak open staat. Verder hebben eisers gewezen op de nieuwe politieke situatie in Armenië. Eiser vreest dat hij vanwege zijn eerdere hoge functie zal worden opgeroepen als getuige en daardoor in gevaar komt omdat de ARP nog altijd veel aanhangers heeft en overal in de Armeense samenleving invloed uitoefent. Eisers moeten daarover aanvullend worden gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ten aanzien van het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit
7. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awbheeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiser heeft aangegeven zich niet met het bestreden besluit te kunnen verenigen, zodat het op 3 februari 2021 ingestelde beroep wegens niet tijdig beslissen mede betrekking heeft op dat besluit.Niet gebleken is dat eiser nog een belang heeft bij het beoordelen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep van eiser is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het beroep tegen de bestreden besluiten
8. Vooropgesteld dient te worden dat verweerder de gebeurtenissen die ertoe hebben geleid dat eiser zijn ontslag heeft ingediend geloofwaardig heeft geacht. Daarbij is in de bestreden besluiten expliciet opgemerkt dat het incident van [datum] 2017, waarbij eiseres door drie onbekende mannen werd bedreigd, ook onder deze beschrijving valt. De rechtbank volgt eisers daarom niet in de stelling dat verweerder dit als apart element had moeten beoordelen.
9. Eiser heeft gedetailleerd verklaard over het gesprek waarin [naam] hem heeft gewaarschuwd dat men van plan was hem achter de tralies te krijgen.Hij heeft toegelicht dat [naam] een vriend en ex-collega van de politie was, die nog steeds werkzaam was als [beroep] van het politiebureau op de luchthaven van [plaatsnaam]. Het is niet bevreemdend dat eiser [naam] geen nadere vragen heeft gesteld, te meer nu hij eiser expliciet heeft verzocht dat niet te doen. Het delen van deze informatie kon [naam] positie immers in gevaar brengen. Bovendien heeft eiser zelf bij de politie gewerkt, waardoor hij een reële inschatting kon maken van de plausibiliteit van de door [naam] verschafte informatie. In dat kader is ook relevant dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Armenië van 2016 blijkt dat corruptie en een gebrek aan transparantie in alle lagen van de overheid fundamentele problemen zijn in Armenië; corruptie vindt onder andere plaats binnen de politie, het leger, gevangenissen en in de rechtspraak.Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderkend dat het relaas van eisers over de door hen ondervonden problemen tegen die achtergrond aan overtuigingskracht wint. Tevens is van belang dat verweerder de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vóór eisers ontslag op basis van het IAB geloofwaardig heeft bevonden. Het IAB zegt echter niets over de periode ná het ontslag van eiser. Hieruit volgt weliswaar dat er op dit moment geen strafzaak tegen eiser loopt, maar dat betekent niet dat deze er nooit is geweest. De omstandigheid dat eisers Armenië zes dagen na het gesprek met [naam] legaal hebben kunnen uitreizen, maakt niet ongeloofwaardig dat het gesprek heeft plaatsgevonden. Verder is niet duidelijk wat de schoonzus van eiser nog meer had kunnen vertellen over de bezoekers die op [datum] 2017 bij haar woning langs kwamen en welke vragen eisers daar over aan haar hadden moeten stellen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder gebrekkig heeft gemotiveerd dat de verklaringen van eisers over het gesprek met [naam] en het incident op [datum] 2017 ongeloofwaardig zijn. Ook verweerders oordeel dat niet geloofwaardig is dat de autoriteiten eropuit waren tegen eiser een strafzaak op te bouwen teneinde hem in de gevangenis te laten belanden, is gebrekkig gemotiveerd. De rechtbank zal hierna beoordelen welke gevolgen dat dient te hebben voor de bestreden besluiten.
10. Verweerder heeft in het voornemen en in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom hij van mening is dat eiser bij terugkeer geen problemen te verwachten heeft. Daarbij heeft hij er op gewezen dat er in 2018 een machtswisseling heeft plaatsgevonden in Armenië. De ARP is sindsdien niet meer aan de macht. De nieuwe regering heeft de bestrijding van corruptie tot één van haar speerpunten benoemd en dit heeft tot talrijke strafrechtelijke vervolgingen geleid van (hoge) functionarissen uit het voormalige regime.Eiser vreest als getuige te worden opgeroepen vanwege de functie die hij op de luchthaven [plaatsnaam] heeft bekleed, maar die vrees heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende onderbouwd. Hij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat drie ex-collega’s zijn opgeroepen en vervolgens zijn bedreigd door de ARP. Bovendien zouden deze ex-collega′s al voor september 2020 een oproep gekregen hebben. Niet gebleken is dat eiser een oproep heeft ontvangen, terwijl eisers volgens het IAB nog altijd ingeschreven staan op het adres van hun (schoon)zus in Armenië. Ter zitting hebben zij dat bevestigd. Mocht een dergelijke oproep al komen, dan is niet gesteld, noch heeft eiser onderbouwd dat hij deze niet naast zich neer kan leggen. Ook eisers stelling dat er problemen zullen ontstaan als hij daar wel gehoor aan geeft, is niet onderbouwd. Eisers vrees is daarmee gebaseerd op een onzekere toekomstige gebeurtenis. Bovendien is gesteld noch gebleken dat eisers bij voorkomende problemen geen bescherming kunnen inroepen van de Armeense autoriteiten. Verweerder heeft daarom terecht niet aannemelijk geacht dat eisers na terugkeer in Armenië problemen zullen ondervinden waartegen internationale bescherming moet worden geboden. Ook heeft verweerder daarom geen aanleiding hoeven zien om eisers hier nader over te horen.
11. Vanwege het onder rechtsoverweging 9 geconstateerde motiveringsgebrek is het beroep van eisers gegrond. De bestreden besluiten worden daarom vernietigd. Nu uit het voorgaande echter ook volgt dat verweerder de aanvragen van eisers terecht heeft afgewezen als ongegrond, zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand blijven. Dat het besluitvormingsproces (te) lang heeft geduurd, leidt niet tot een ander oordeel.
12. Vanwege de toepassing van artikel 8:72 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- en een wegingsfactor 1).