ECLI:NL:RBDHA:2021:8103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen van eiseres met syndroom van Ehlers-Danlos

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2021, met zaaknummer AWB - 19 _ 3135, staat de weigering van een Wajong-uitkering centraal. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1989, heeft op haar achttiende verjaardag en tijdens haar studie een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. De rechtbank behandelt de vraag of eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar was, gezien haar medische situatie, waaronder het syndroom van Ehlers-Danlos, chronische hoofdpijnklachten en fibromyalgie.

De rechtbank oordeelt dat de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-uitkering te weigeren, zijn gebaseerd op zorgvuldige rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres heeft in beroep een expertiserapport overgelegd, maar de rechtbank concludeert dat de eerdere beoordelingen van het Uwv voldoende zijn gemotiveerd en dat er geen medische gronden zijn voor het ontbreken van arbeidsvermogen op haar achttiende verjaardag of tijdens haar studie.

De rechtbank wijst erop dat eiseres niet als jonggehandicapt kan worden aangemerkt, omdat zij niet duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.M. Meis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

In het besluit van 12 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
In het besluit van 14 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de rechtbank heeft eiseres op 20 april 2021 een nadere reactie ingediend.
In de brief van 5 mei 2021 heeft verweerder hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1.1
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1989. Op [geboortedag] 2007 heeft zij haar achttiende levensjaar bereikt. Eiseres heeft de HAVO met een diploma in 2006 afgerond. Vervolgens heeft zij van 1 september 2007 tot 31 december 2008 en van 1 februari 2010 tot 31 oktober 2016 een HBO-opleiding rechten gevolgd. Een diploma heeft zij voor deze opleiding niet behaald. Verder is eiseres vanaf 1 februari 2009 tot en met 9 september 2009 werkzaam geweest als junior secretaresse. Vanaf 16 februari 2015 was zij werkzaam als receptioniste/telefoniste. Zij is voor dit werk uitgevallen op 20 april 2015 met lichamelijke klachten. Zij ontving vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Deze uitkering is na een zogenoemde eerstejaars ZW-beoordeling per 19 mei 2016 beëindigd. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.
1.2
Op 19 maart 2019 heeft eiseres een ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend met als doel een Wajong-uitkering toegekend te krijgen. Bij eiseres is sprake van het syndroom van Ehlers-Danlos (type hypermobiliteit), chronische hoofdpijnklachten en fibromyalgie. Naar aanleiding van de aanvraag is door verweerder een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling verricht. Hierna is het primaire besluit genomen waarbij de Wajong-uitkering is geweigerd.
2.1
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b onderzoek verricht. Hun bevindingen hebben zij neergelegd in de rapporten van 6 april 2020 en 9 maart 2020.
2.2
Verweerder heeft hierna het bestreden besluit genomen, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond is verklaard. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres arbeidsvermogen heeft.
Toepasselijke regelgeving.
3 Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden van eiseres.
4.1
Eiseres verwijst met betrekking tot de beroepsgronden naar hetgeen is aangevoerd in de bezwaarprocedure. Desgevraagd heeft zij nader geconcretiseerd welke bezwaargronden van toepassing zijn in de beroepsprocedure. Eiseres vindt dat de eigen onderzoeken die zijn verricht door verweerder onzorgvuldig hebben plaatsgevonden.
4.2
Eiseres heeft in beroep een expertiserapport overgelegd van 1 oktober 2020. In dit rapport staan de bevindingen vermeld van verzekeringsarts P.J.A.J. van Amelsfoort en arbeidskundige M. Overduin. Zij hebben op verzoek van eiseres in beroep een expertise verricht. Verzekeringsarts Van Amelsfoort stelt zich op het standpunt dat verweerder de gevolgen van de chronische dagelijkse hoofdpijn waarmee eiseres kampt, niet adequaat heeft uitgevraagd en beoordeeld. Hierdoor is de belastbaarheid van eiseres op dit punt niet goed ingeschat. De terugkerende hoofdpijnaanvallen die eiseres ervaart, leiden ertoe dat zij niet elke dag van de week, vier uur daags dan wel twee keer twee uur belastbaar is. De beperkingen die eiseres hierdoor heeft, beschouwd verzekeringsarts Van Amelsfoort als duurzaam vanwege het gebrek aan een behandeling hiervoor. Er zal sprake zijn van een hoog uitvalspercentage van circa 25%.
De ingeschakelde arbeidsdeskundige Overduin vindt de conclusie van de arbeidsdeskundige van het Uwv juist en verdedigbaar, maar concludeert dat eiseres, gelet op het onderzoek van verzekeringsarts Van Amelsfoort, recht heeft op een Wajong-uitkering.
Wat vindt de rechtbank hiervan?
5. Uit de toepasselijke regelgeving volgt dat degene die als gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wajong 2015. Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft degene die (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
6. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres op haar 18e verjaardag of tijdens de studie, ten minste vier uur per dag belastbaar was.
7.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
7.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als zij alleen haar gezondheidsklachten noemt.
8. De rechtbank vindt dat de onderzoeken van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b voldoende zorgvuldig zijn geweest. De verzekeringsarts heeft dossieronderzoek gedaan. Ook heeft hij eiseres gezien en gesproken en bij haar een psychisch en lichamelijk onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op
9 maart 2020 op de hoorzitting gezien en hij heeft de dossiergegevens bestudeerd. Ook heeft de verzekeringsarts b&b op verzoek van eiseres medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De op 24 maart 2020 van de huisarts ontvangen medische informatie heeft hij betrokken bij zijn oordeelsvorming. Dit geldt ook voor de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van ergotherapeut D.M. Vogels van 26 augustus 2019 en de reeds in het dossier aanwezige informatie van revalidatiearts M. van der Werf van
14 januari 2018.
9.1
In de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b is weergegeven dat eiseres door de klachten die verband houden met het syndroom van Ehlers-Danlos, de fibromyalgie en de hoofdpijn beperkingen in activiteiten heeft. Evenals de primaire verzekeringsarts vindt de verzekeringsarts b&b dat eiseres aangewezen is op fysiek relatief lichte en overwegend zittende werkzaamheden. Er is rekening gehouden met een wat verminderde mentale belastbaarheid vanwege de hoofdpijnklachten. De eerste verzekeringsarts heeft uit het dagverhaal van eiseres afgeleid dat eiseres recuperatiebehoefte heeft, maar dat zij wel ten minste vier uur per dag belastbaar is. De verzekeringsarts b&b is het hiermee eens. Eiseres wordt ook in staat geacht om één uur onafgebroken te werken. Er is bij eiseres namelijk geen sprake van een aandoening die gepaard gaat met dermate ernstige cognitieve stoornissen dat zij zich niet een uur achtereen zou kunnen concentreren. De conclusie van de verzekeringsartsen is dat er geen medische gronden zijn voor het ontbreken van arbeidsvermogen op haar 18e verjaardag of tijdens de studie.
9.2
In de beschikbare medische gegevens zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij eiseres onjuist hebben vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld wat de stoornissen van eiseres zijn en welke beperkingen hieruit voortvloeien. Bij de beoordeling zijn de medische gegevens betrokken van de behandelaars van eiseres. Vastgesteld is dat er geen sprake is van een onderliggende zéér ernstige somatische of psychiatrische aandoening die een dermate sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt dat eiseres geen vier uur per dag belastbaar is onder geheel passende omstandigheden.
9.3
Het in beroep overgelegde expertiserapport van verzekeringsarts Van Amelsfoort en arbeidskundige Overduin biedt geen grond voor twijfel aan de juistheid van de door verweerder vastgestelde mogelijkheid om ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank kan zich verenigen met de reactie die de verzekeringsarts b&b hierop heeft gegeven in het aanvullende rapport van 26 oktober 2020. Die reactie komt erop neer dat er bij de medische beoordeling, naast de pijnklachten die verband houden met hypermobiliteit en fibromyalgie, ook rekening is gehouden met de chronische hoofdpijnklachten (zonder duidelijke oorzaak) van eiseres. Eiseres is aangewezen op taken waarbij beperkt sprake is van stress en mentale eisen en waarbij ook fysieke beperkingen zijn aangenomen. Daarbij komt dat het bestaan van hoofdpijn op zichzelf genomen geen reden is om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft uiteengezet dat de hoofdpijn bij eiseres ook niet direct tot uitval hoeft te leiden omdat bij de taak die de arbeidsdeskundige voor haar heeft geselecteerd, weinig eisen aan de cognitieve vermogens van eiseres worden gesteld. Tevens blijkt uit het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b dat de hoofdpijn zich bij eiseres voornamelijk in de middag voordoet. De verzekeringsarts b&b ziet niet in waarom eiseres niet vier uur op een dag (bijvoorbeeld in de ochtend) werkzaam kan zijn, of zelfs verdeeld over de dag vier uur inzetbaar is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit standpunt van de verzekeringsarts b&b onjuist te achten.
Zij verwijst ten aanzien van het verzuimrisico naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit volgt dat een verzuimrisico zoals dat door verzekeringsarts Van Amelsfoort bij eiseres is ingeschat - te weten circa 25% - acceptabel wordt geacht. [1]
9.4
Gelet op wat in 9.1 tot en met 9.3 is overwogen is er geen grond voor het oordeel dat eiseres niet in staat is om ten minste gedurende een periode van een uur aaneengesloten te werken en niet voor ten minste vier uur per dag belastbaar is.
9.5
Eiseres heeft de rechtbank verzocht een deskundige om advies te vragen. Uit de overwegingen hiervoor blijkt dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en dat de rapporten voldoende zijn gemotiveerd. Het rapport van verzekeringsarts Van Amelsfoort en arbeidsdeskundige Overduin heeft de rechtbank hierover niet aan het twijfelen gebracht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
10.1
Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiseres geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij vanwege haar beperkingen niet over arbeidsvermogen beschikt.
10.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de arbeidskundige rapportages voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en over basale werknemersvaardigheden beschikt. Daarbij is rekening gehouden met haar beperkingen. Omdat eiseres niet heeft onderbouwd waarom die conclusie onjuist is, heeft de rechtbank geen reden om daar aan te twijfelen.
11. Het voorgaande betekent dat eiseres niet als jonggehandicapt kan worden aangemerkt. Daarom heeft verweerder terecht geweigerd om een Wajong-uitkering aan eiseres toe te kennen.
12, Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat dan geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 1a:1. Jonggehandicapte
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
(..)
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
Artikel 1a:2. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
1. De jonggehandicapte heeft recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
Artikel 1a:11. Aanvraag recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.
2. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a. Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3375.